onzième cours (les verbes en -er)

Focusleren + overhoring
Français en classe
Les verbes en -er (chap 2)
Au travail
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Focusleren + overhoring
Français en classe
Les verbes en -er (chap 2)
Au travail

Slide 1 - Tekstslide

Focusleren
Chapitre 3
voca E + être 

timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Overhoring

Slide 3 - Tekstslide

Français en classe
1. Tu as quel âge ?

2. Tu as un chien* ?


3. Quelle heure est-il ?
4. Tu as quelles matières le vendredi ?  

Je ne sais pas                 
[zju nuh sè pa]
timer
5:00
  •  J'ai douze ans .....  [zjee doeze an]
  • Oui, j'ai un chien. [wie zjee un sjèhn]
  • Non, j'ai un chat.
  • Non, je n'ai pas d'animal. 

Slide 4 - Tekstslide

Grammaire: D
Werkwoorden (Nederlands)
  • eten
  • praten
  • luisteren
  • vragen
  • helpen

Slide 5 - Tekstslide

Grammaire: D
Werkwoorden (Frans)
  • manger
  • parler
  • écouter
  • demander
  • aider


Slide 6 - Tekstslide

Grammaire: D
Werkwoorden (Frans)
  • manger
  • parler
  • écouter
  • habiter
  • demander
  • aider


Slide 7 - Tekstslide

Chapitre 2: grammaire D
parler    > hij praat
  • j'/je
  • tu
  • il/elle/on
  • nous
  • vous
  • ils/elles


Slide 8 - Tekstslide

Chapitre 2: grammaire D
parler    > hij praat
  • j'/je parl
  • tu parl
  • il/elle/on parl
  • nous parl
  • vous parl
  • ils/elles parl


Slide 9 - Tekstslide

Chapitre 2: grammaire D
parler    > hij praat
  • j'/je parle
  • tu parles
  • il/elle/on parle
  • nous parlons
  • vous parlez
  • ils/elles parlent


Slide 10 - Tekstslide

Chapitre 2: grammaire D
Stappenplan vervoegen werkwoorden -er
parler  - hij praat
  1.  -er
  2. Zoek het per. vnw (je/tu/il/elle ...).
  3. Vul de stam in = parl
  4. Plak de juiste uitgang erachter.


Slide 11 - Tekstslide

Zoek (min. 4) voorbeelden van Franse werkwoorden
op -er

Slide 12 - Woordweb

Arthur (dol op) les frites!
A
adore
B
adores
C
adorent
D
adorons

Slide 13 - Quizvraag

Moi, je (eet) souvent des pizzas.
A
mange
B
manges
C
mangent
D
mangez

Slide 14 - Quizvraag

Nous (hekel aan) le fast food.
A
dètestons
B
détestes
C
détestent
D
détestons

Slide 15 - Quizvraag

(Ik hou van) le français.
A
tu aimes
B
je aime
C
j'aime
D
j'aimes

Slide 16 - Quizvraag

Elles (bereiden voor) le repas.
A
Elle prépare
B
Elles préparent
C
Vous préparez
D
Nous préparons

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal:
1. (Jullie eten) les frites.
2. (Wij vinden) le menu ici.

Slide 18 - Open vraag

Au travail
page: 143
10a onderstreep de vormen van het werkwoord op -er. Het zijn er 6.
10b gebruik het werkwoord tussenhaakjes. Vervoeg het werkwoord (gebruik stappenplan aantekeningen)
10c Maak het whatsapp gesprek compleet. Gebruik de werkwoorden tussenhaakjes. 

Tip: zoek de vertaling van de werkwoorden op (rode blad

Slide 19 - Tekstslide