Dinsdag 24 maart 2E

Dinsdag 24 maart 2E
Lesdoel;
Aan het einde van deze les kun je herkennen en uitleggen op welke manier er tegen slavernij werd gestreden en welke gevolgen dit heeft gehad.

  • Bekijk en lees de LessonUp slides. Sommige video's zijn voor de extra geinteresseerden en zijn niet verplicht. De (1e) verplichte video moet wel door iedereen bekeken en gemaakt worden.
  • Lees blz. 39 t/m 41 hb
  • Maak opdr. 1-3-4 en 5 t/m 9 blz. 28-29 wb.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Dinsdag 24 maart 2E
Lesdoel;
Aan het einde van deze les kun je herkennen en uitleggen op welke manier er tegen slavernij werd gestreden en welke gevolgen dit heeft gehad.

  • Bekijk en lees de LessonUp slides. Sommige video's zijn voor de extra geinteresseerden en zijn niet verplicht. De (1e) verplichte video moet wel door iedereen bekeken en gemaakt worden.
  • Lees blz. 39 t/m 41 hb
  • Maak opdr. 1-3-4 en 5 t/m 9 blz. 28-29 wb.

Slide 1 - Tekstslide

6

Slide 2 - Video

00:42
Welk fort in Afrika speelde een grote rol in de slavenhandel?

Slide 3 - Open vraag

02:55
Leg uit waarom er gezocht wordt naar vervangers voor de Indiaanse slaven.

Slide 4 - Open vraag

04:27
Wat wordt er gedoeld met de troostprijs in het Caribische gebied?

Slide 5 - Open vraag

06:47
Door wie werden de Afrikaanse inlanders tot slaaf gemaakt
A
Nederlanders
B
Engelsen
C
Afrikanen
D
Portugezen

Slide 6 - Quizvraag

09:54
Op welke manier konden slaven herkent worden?

Slide 7 - Open vraag

14:27
Met welke bedoeling werden slaven naar Curaçao gebracht?
A
Om daar te werken op de plantages.
B
Om doorverkocht te worden aan Suriname.
C
Om doorverkocht te worden aan andere kolonies in Zuid-Amerika.
D
Om daar te werken op fort Elmina.

Slide 8 - Quizvraag

Waarom Slavernij?
  • Veel plantages lagen in Zuid-Amerika en waren bezit van Europeanen
  • Plantageprducten, zoals koffie, tabak, katoen en suiker, zijn erg populair in Europa
  • Om de producten te verbouwen waren veel landarbeiders nodig.
  • De oorspronkelijke bewoners van dit gebied waren volgens de Europeanen 'ongeschikt' voor deze arbeid...of al uitgemoord in de eeuwen ervoor...



Slide 9 - Tekstslide

Transatlantische slavenhandel
  • Europese handelaren namen producten, zoals munitie, wapens en alcohol mee naar Afrika.
  • Daar werden ze door Afrikaanse stammen geruild tegen slaven: dit waren meestal gevangengenomen leden van andere Afrikaanse stam. 
  • Deze slaven werden vervolgens vervoerd naar slavenmarkten in Zuid-Amerika





De afbeelding laat zien op welke wijze slaven werden vervoerd op een slavenschip. Dergelijke tekeningen werden meestal gemaakt om aan te geven op welke vreselijke manier de slaven werden vervoerd. Deze tekening is gemaakt in opdracht van een commissie van de Engelse regering.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

0

Slide 12 - Video

De suikerplantages van Suriname
  • De Engelsen begonnen met plantagekoloniën in Suriname. Suriname bood ideale omstandigheden voor het verbouwen van rietsuiker.
  • Indianen waren niet geschikt voor werk op de plantage. De plantagehouders haalden slaven uit Afrika.
  • Deze slaven werden aangevoerd door middel van de trans- Atlantische slavenhandel (driehoekshandel).
  • Suriname werd veroverd op de Engelsen door Zeeuwen en Hollanders. 
  • De Staten- Generaal zorgden voor soldaten die de belangen van de plantagehouders verdedigden.

Slide 13 - Tekstslide

De suikerplantages van Suriname
  • Deze soldaten traden op bij opstanden en bij aanvallen op de plantages.
  • Door de jaren ontstond in Suriname een gemengde samenleving van Europeanen, slaven, vrije zwarten, mensen van gemengde afkomst (mulatten) en Indianen.
  • Ook vrije zwarten en mulatten kochten slaven, waardoor slavernij een wijdverbreid verschijnsel was.

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

John Stedman en Boni
  • Eén van deze soldaten was John Stedman. Hij schreef een boek over zijn belevenissen in Suriname.
  • De Britse uitgever censureerde het boek, maar ondanks alle aanpassingen werd het boek van Stedman erg belangrijk in de strijd tegen slavernij.
  • Deze strijd begon eind 18e, begin 19e eeuw in de Verenigde Staten en in Europa.

Slide 16 - Tekstslide

John Stedman en Boni
  • Boni was een vrijheidsstrijder in Suriname, kind van een slaveneigenaar en een slavin. De moeder van Boni werd verstoten en vluchtte het oerwoud in en sloot zich aan bij marrons. 
  • Dit waren gevluchte slaven die regelmatig plantages aanvielen om slaven te bevrijden.
  • Boni werd een leider van de marrons. Hij liet een sterk fort bouwen, in een moeras in het oerwoud. om van daaruit zijn aanvallen uit te voeren.
  • De Staten- Generaal stuurde extra troepen naar Suriname.

Slide 17 - Tekstslide


Abolitionisme
  • In de westerse samenlevingen groeide de weerstand tegen slavernij en slavenhandel.
  • Het abolitionisme ontstond vanuit verlichte ideeën over gelijkheid en rechtvaardigheid.
  • Ook in religieuze kringen ontstond steeds meer verzet, omdat volgens christenen dit slecht samenging met naastenliefde en respect.
  • Aan het begin van de 19e eeuw besloten een aantal grootmachten dat er een einde moest komen aan de slavenhandel en de slavernij. 








John Gabriël Stedman (1744-1797) was een Schots-Nederlandse officier in de Schotse Brigade van het Nederlandse leger. Hij hielp bij het onderdrukken van een slavenopstand in Suriname. Hij werd verliefd op een slavin, en probeerde haar vrij te kopen. 

Over zijn ervaringen schreef hij een invloedrijk boek. Hierin bekommerde hij zich openlijk om de rechten van de tot slaafgemaakten, met name om de vraag of zij als mens behandeld moesten worden.

In dit boek verschenen dit soort afbeeldingen die ervoor zorgden dat de strijd van de abolitionisten steeds meer aandacht kreeg.

Slide 18 - Tekstslide

Abolitionisme & opstanden

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide


Engeland schaft de slavernij af

  • In Engeland wordt in eerste instantie een wet aangenomen die slavenhandel verbied: er mogen dus geen 'nieuwe' slaven naar Amerika
  • Dit bleek niet voldoende te werken, daarom werd slavernij in 1833 in het hele Britse Rijk afgeschaft.
  • Slavenhouders kregen bij elkaar 20 miljoen pond aan schadevergoedingen









De afschaffing van de slavernij wordt in de krant bekend gemaakt.

Slide 22 - Tekstslide


Illegale slavenhandel

  • Met slavenhandel werd veel geld verdiend.
  • Ondanks de afschaffing van slavernij, werd er nog steeds illegaal in slaven gehandeld.
  • Als een slavenschip het risico liep om betrapt te worden, werden de slaven overboord gegooid, zodat er geen slaven werden 'gevonden' door de marine







La Amistad (Spaans: De Vriendschap) was een Spaans slaventransportschip waarop in 1839 een opstand uitbrak. Deze opstand zou bekend worden als de Amistadopstand.

In 1997 werd dit verhaal door Steven Spielberg verfilmd in de film Amistad.

Slide 23 - Tekstslide

Nederland schaft de slavernij af

  • Nederland schaft pas laat de slavernij af: 1863
  • Pas als het economisch niet meer zo interessant wordt, wordt slavernij stapje voor stapje afgeschaft.
  • Slavenhouders kregen 300 gulden (nu: €3000) per vrijgelaten slaaf.
  • Sommige slaven worden verplicht om nog 10 jaar op de plantages te blijven werken








    Op 1 juli wordt Keti Koti gevierd. Dit is een jaarlijks terugkerende Surinaamse feestdag ter viering van de afschaffing van de slavernij. De naam stamt uit het Sranantongo en betekent Ketenen Gebroken

    Slide 24 - Tekstslide

    De Amerikaanse Burgeroorlog
    1861-1865


    • De discussie over wél of geen slavernij leidt in de Verenigde Staten uiteindelijk voor een burgeroorlog tussen de Noordelijke Staten (zónder plantages en slaven) en de Zuidelijke Staten (mét plantages en slaven)
    • Uiteindelijk wint het Noorden en wordt slavernij in de hele VS afgeschaft.









      De Noordelijke Staten (blauw): zonder slaven
      De Zuidelijke Staten (rood): met slaven

      Slide 25 - Tekstslide

      0

      Slide 26 - Video

      Lees blz. 39 t/m 41 hb
      Maak opdr. 1-3-4 en 5 t/m 9 blz. 28-29 wb.
      Voeg een foto toe als bewijs

      Slide 27 - Open vraag