Herhaling voor repetitie

Inleiding in de biologie
Herhalingsles!
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Inleiding in de biologie
Herhalingsles!

Slide 1 - Tekstslide

Organisatieniveaus
Basisstof 1.1 en 1.2

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het kleinste organisatieniveau in de biologie?
A
organel
B
organisme
C
weefsel
D
molecuul

Slide 3 - Quizvraag

Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functies wordt orgaan genoemd?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen levenskenmerk van een organisme?
A
het bestaat uit cellen en deze bevatten DNA
B
ze evolueren en doen aan uitscheiding
C
ze kunnen bewegen, voeden en voortplanten
D
ze kunnen ademen en waarnemen

Slide 5 - Quizvraag

Organisatieniveaus in de biologie
  1. Molecuul: kleinste bouwstenen van stoffen
  2. Celorganellen: een onderdeel van een cel met een bepaalde taak
  3. Cel: functionele basiseenheid van een organisme
  4. Weefsel: groep cellen met dezelfde bouw en functie
  5. Orgaan: deel van een organisme met een specifieke bouw en functie
  6. Organisme: levend wezen
  7. Populatie: groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald leeft en zich onderling voortplant
  8. Levensgemeenschap: alle organismen (en hun onderlinge relaties) in een bepaald gebied
  9. Ecosysteem: min of meer begrensd gebied met bepaalde eigenschappen, zowel de levende als niet-levende natuur
  10. Biosfeer: het geheel aan ecosystemen op aarde

Slide 6 - Tekstslide

Emergente eigenschappen
= een nieuwe eigenschap die op een hoger organisatieniveau is ontstaan

Voorbeeld: lopen
--> door de interactie van de spieren, zenuwen, beenderen, hersenen en bloedvaten verschijnt op hoger niveau de emergente eigenschap lopen
--> de genoemde organen kunnen niet zelfstandig lopen

Slide 7 - Tekstslide

Celorganellen
Basisstof 1.3 en 1.4

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat heeft een plantaardige cel wel
wat een dierlijke cel niet heeft?
A
celkern, plastiden en chromosomen
B
cytoplasma, vacuole en celwand
C
celmembraan, bladgroenkorrels en celwand
D
vacuole, plastiden en celwand

Slide 10 - Quizvraag

Welk organel bestaat uit een
dubbelde fosfolipide-laag?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Cytoplasma
D
Kernplasma

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de functie van een lysosoom in de cel?
A
zorgt voor intracellulaire vertering
B
drager van erfelijke eigenschappen
C
vervormen van eiwitten
D
transporteren van stoffen in de cel

Slide 12 - Quizvraag

Waar vindt verbranding plaats?
A
In onderdeel B
B
In onderdeel E
C
In onderdeel F
D
In onderdeel B, E en F

Slide 13 - Quizvraag

Wat gebeurd er na translatie met de aminozuurketen (polypeptide)?

Slide 14 - Tekstslide

Transport door membranen
Basisstof 1.5

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een fysiologische zoutoplossing?
A
een 0,1 % zoutoplossing
B
een 0,5% zoutoplossing
C
een 0,9% zoutoplossing
D
een 10% zoutoplossing

Slide 16 - Quizvraag

Welke rode bloedcel bevindt zich in een
hyper-osmotische oplossing?
A
Cel in plaatje A
B
Cel in plaatje B
C
Cel in plaatje C

Slide 17 - Quizvraag

Een "verse" plantencel met turgor,
die verder geen water meer opneemt of afstaat, is altijd........
A
iso-osmotisch ten opzichte van zijn omgeving
B
hypo-osmotisch ten opzichte van zijn omgeving
C
hyper-osmotisch ten opzichte van zijn omgeving
D
niet osmotisch ten opzichte van zijn omgeving

Slide 18 - Quizvraag

Transport over het celmembraan

Actief transport
  • Transporteiwit
  • Blaasje

Passief transport
  • Transportkanalen of eiwitten
  • Diffusie of osmose

Slide 19 - Tekstslide

Osmose
De opgeloste stoffen 'trekken' water aan -> watermoleculen verplaatsen van lage naar hoge concentratie opgeloste stoffen -> hierdoor daalt waterniveau rechts en stijgt waterniveau links in oplossing

Osmose = diffusie van water door een semipermeabel membraan!


    Slide 20 - Tekstslide

    Slide 21 - Tekstslide

    Natuurwetenschappelijk onderzoek
    Basisstof 1.6

    Slide 22 - Tekstslide

    De fasen van experimenteel onderzoek



    Het doorlopen van de onderzoekscyclus geeft een causaal verband tussen 2 variabelen!

    Slide 23 - Tekstslide

    (On)geslachtelijke voortplanting
    Basisstof 2.1 en 2.2

    Slide 24 - Tekstslide

    De wijze waarop deze plant zich voortplant is een voorbeeld van ...?
    A
    ongeslachtelijke
    B
    geslachtelijke

    Slide 25 - Quizvraag

    Op welk punt in de celcyclus vindt
    DNA-replicatie plaats?
    A
    Tijdens de celdeling (mitose).
    B
    Tijdens de G1 (1e groei) fase.
    C
    Tijdens de S (synthese) fase.
    D
    DNA-replicatie vindt constant plaats.

    Slide 26 - Quizvraag

    Zet de fasen van de mitose in de juiste volgorde:
    1
    2
    3
    4
    5
    6
    7
    8

    Slide 27 - Sleepvraag

    Wat het resultaat na meiose 1?
    A
    4 haploïde cellen
    B
    2 haploïde cellen
    C
    4 diploïde cellen
    D
    2 diploïde cellen

    Slide 28 - Quizvraag

    Welke fase is het verschil tussen meiose en mitose?
    A
    Anafase
    B
    Telofase
    C
    Pre-metafase
    D
    Metafase

    Slide 29 - Quizvraag

    Waar worden de mannelijke geslachtcellen gemaakt? En de vrouwelijke?

    Slide 30 - Open vraag

    een cel heeft 2n=8 chromosomen, hoeveel chromosomen heeft deze cel in de G2 fase?
    A
    n=4
    B
    n=8
    C
    2n=8
    D
    2n=16

    Slide 31 - Quizvraag

    een cel heeft 24 chromatiden in de G1 fase, hoeveel chromatiden heeft deze cel in de G2 fase?
    A
    12
    B
    24
    C
    36
    D
    48

    Slide 32 - Quizvraag

    Celcyclus
    1. Mitose: celkern deling en celdeling
    2. Interfase: periode tussen twee celdelingen
    • G1-fase: stofwisseling en celgroei
    • S-fase: DNA-replicatie/synthese = kopiëren DNA molecuul
    • G2-fase: stofwisseling en celgroei, synthese van membranen en andere organellen
    • G0-fase: cel is in rust er treden geen delingen op

    Slide 33 - Tekstslide

    Mitose
    Profase
    Metafase
    Anafase
    Telofase

    Slide 34 - Tekstslide

    Reductiedeling
    Meiose I 
    Chromosoomparen gaan uit elkaar 

    Meiose II 
    Chromatiden gaan uit elkaar

    Slide 35 - Tekstslide

    Hoe leer ik biologie?
    samenwerken
    altijd test jezelf
    hoe leer ik? mindmap? flashcards?
    Hulp vragen: vragen stellen
    biologiepagina
    Luisteren naar de instructie,
    let ik op tijdens de les?
    nakijkknop
    zelf een sv maken
    altijd hw maken
    eigen sv vergelijken met die v h boek

    Slide 36 - Tekstslide

    Stap 1: kennis verzamelen
    • Huiswerk maken en nakijken
    • Begrippenlijst maken van de dikgedrukte woorden

    • Het boek samenvatten door elk tussenkopje in 2/3 zinnen te herformuleren in eigen woorden
    • Lesaantekeningen + informatie uit LessonUps toevoegen aan je samenvatting

    Slide 37 - Tekstslide

    Stap 2: leren
    Heel erg vaak herhalen van de lesstof!
    • Vraag iemand je te overhoren/gezamelijk lesstof bespreken
    • Oefentoetsen maken
    • Een mindmap maken -> begrippen aan elkaar kunnen verbinden!

    Slide 38 - Tekstslide

    Stap 3: oefenen!
    De enige manier om beter te worden in toepassingsvragen is door oefenen:
    • Diagnotische toetsen in de les
    • Examentrainer achter in het hoofdstuk (boek) 
    • Oude examenopgaven op biologiepagina

    Slide 39 - Tekstslide