present simple en present continuous

Together WB p. 113 G.
PRESENT CONTINUOUS (PC) OR PRESENT SIMPLE (PS)?

Lees de zin en stel jezelf bij elke zin de vraag. Gaat het over A of B?

A. De zin gaat over iets dat regelmatig/nooit/soms gebeurt.  (PS)

B. De zin gaat over iets dat NU, op dit moment gebeurt. (PC)

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Together WB p. 113 G.
PRESENT CONTINUOUS (PC) OR PRESENT SIMPLE (PS)?

Lees de zin en stel jezelf bij elke zin de vraag. Gaat het over A of B?

A. De zin gaat over iets dat regelmatig/nooit/soms gebeurt.  (PS)

B. De zin gaat over iets dat NU, op dit moment gebeurt. (PC)

Slide 1 - Tekstslide

Phrase 1
Don't lend Joan money. She never (return).......it. 

Wat is het signaalwoord in deze zin?
A. gebeurt het regelmatig/soms/nooit (=present simple)?
B. gebeurt het nu (=present contiNUous)?


Slide 2 - Tekstslide

Phrase 1 answer
Don't lend Joan money. She never returns it. 

Wat is het signaalwoord in deze zin?
A. gebeurt het regelmatig (present simple)? 
-> Ja, dus: ->  ww+s (bij shit +s)

Slide 3 - Tekstslide

Phrase 2
He (sign up).............for the sponsered run at the moment.

Wat is het signaalwoord in deze zin?
A. gebeurt het regelmatig (=present simple)?
B. gebeurt het nu (=present contiNUous)?

Slide 4 - Tekstslide

Phrase 2 answer
He is signing up for the sponsered run at the moment.

Wat is het signaalwoord in deze zin?
B. gebeurt het nu (=present contiNUous) -> 
Ja, dus: am/is/are + werkwoord + ing. 

Slide 5 - Tekstslide

Phrase 3
The bargain sale (take place)........right now.

Wat is het signaalwoord in deze zin?
A. gebeurt het regelmatig (=present simple)?
B. gebeurt het nu (=present contiNUous)?

Slide 6 - Tekstslide

Phrase 3 answer
The bargain sale is taking place right now.

Wat is het signaalwoord in deze zin?
A. gebeurt het regelmatig (=present simple)? nee
B. gebeurt het nu (=present contiNUous) 
-> Ja, dus: am/is/are + werkwoord + ing

Slide 7 - Tekstslide

Phrase 4
My mum often (treat)........... me to lunch in a restaurant. 

Wat is het signaalwoord in deze zin?
gebeurt het regelmatig (=present simple)?
gebeurt het nu (=present contiNUous)?

Slide 8 - Tekstslide

Phrase 4 answer
My mum often treats me to lunch in a restaurant. 

Wat is het signaalwoord in deze zin?
A. gebeurt het regelmatig (=present simple)? 
-> Ja, dus: My mum=she -> werkwoord+s (shitregel).

Slide 9 - Tekstslide

Phrase 5
Ryan sometimes (clean up).........his room himself.

Wat is het signaalwoord in deze zin?
gebeurt het regelmatig (=present simple)?
gebeurt het nu (=present contiNUous)?

Slide 10 - Tekstslide

Phrase 5 answer
Ryan sometimes cleans up his room himself.

Wat is het signaalwoord in deze zin? 
A. gebeurt het regelmatig (=present simple)
 -> Ja, dus: Ryan=he -> werkwoord+s (shitregel)

Slide 11 - Tekstslide

Phrase 6
No, Jake is not at home. He (raise).........money for disabled people. 

Wat is het signaalwoord in deze zin?
gebeurt het regelmatig (=present simple)?
gebeurt het nu (=present contiNUous)?

Slide 12 - Tekstslide

Phrase 6 answer
No, Jake is not at home. He is raising money for disabled people. 

Wat is het signaalwoord in deze zin?
B. gebeurt het nu (=present contiNUous)? 
-> Ja, dus:  am/is/are + werkwoord + ing. 

Slide 13 - Tekstslide

Phrase 7
..........she always.............(take) the bus at 7 o'clock in the morning?

Wat is het signaalwoord in deze zin?
gebeurt het regelmatig (=present simple)?
gebeurt het nu (=present contiNUous)?

Slide 14 - Tekstslide

Phrase 7 answer
Does she always take the bus at 7 o'clock in the morning?

Wat is het signaalwoord in deze zin?
A. gebeurt het regelmatig (=present simple). 
-> Ja. vragende zin in present simple -> voeg 'does' toe.

Slide 15 - Tekstslide

Phrase 8
...........we.........(leave) right now?

Wat is het signaalwoord in deze zin?
gebeurt het regelmatig (=present simple)?
gebeurt het nu (=present contiNUous)?

Slide 16 - Tekstslide

Phrase 8 answer
Are we leaving right now?

Wat is het signaalwoord in deze zin?

B. gebeurt het nu (=present contiNUous)? 
Ja, dus:  am/is/are + werkwoord + ing. 

Slide 17 - Tekstslide

Present continuous or present simple?
1. I love my friends.
2. I am reading sentences about present continuous right now.
3. Mrs Fadili doesn't work on Wednesdays.
4. Mrs Prevoo is sitting behind her desk at the moment. Isn't she?
5. Is it raining now?
6. Look, the sun is shining. 
7. The sun usually shines in September.

Slide 18 - Tekstslide

Answer key
PS   1. I love my friends.  
PC   2. I am reading sentences about present continuous right now. 
PS   3. Mrs Prevoo doesn't work on Wednesdays.  
PC   4. Mrs Prevoo is sitting behind her desk at the moment. Isn't she?
PC   5. Is it raining now
PC   6. Look, the sun is shining right now.
PS   7. The sun usually shines in September. 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

1. I like scary movies.
2. He is walking the dog.
3. We are dancing all night long.
4. She plays the piano.
5. They are my parents.
Present Simple
Present Continuous
1
2
3
4
5

Slide 21 - Sleepvraag

Present Simple
signal words
Present Continuous
signal words
Never
Now
Listen!
At the moment
Often
Every day
Sometimes

Slide 22 - Sleepvraag

Click on the question mark and drag it to the right spot.
1. The paint is falling
2. They are dancing to music.
3. They are cooking.
4. the man is looking at a mine.
5. The man is hanging from a helicopter.
6. The angry man is banging against the ceiling.
7. The shark is grinning.

Slide 23 - Tekstslide

Choose the Present Continuous.

He___ beer in the pub right now.
A
spills
B
is spilling
C
are spilling
D
spilling

Slide 24 - Quizvraag

Choose the Present Continuous:

Veronika ___ the grammar now.
A
explains
B
is explain
C
explaining
D
is explaining

Slide 25 - Quizvraag

Choose the Present Continuous:
Look! The birds ___ away!
A
fly
B
flying
C
are fly
D
are flying

Slide 26 - Quizvraag

In welke zin is de Present Continuous gebruikt?
A
They play football in the garden.
B
Vegetarians don't eat meat.
C
I get up.
D
They're playing football in the garden.

Slide 27 - Quizvraag

Welke woorden geven aan dat je de Present Continuous moet gebruiken?
(signaalwoorden)
A
At the moment
B
Every Saturday
C
Now!
D
Often

Slide 28 - Quizvraag

Welke woorden geven aan dat je de Present Simple moet gebruiken?
A
Always
B
Look!
C
Usually
D
Right now

Slide 29 - Quizvraag

She is playing the piano.
A
Present Simple
B
Present Continuous
C
Past Simple
D
Past Continuous

Slide 30 - Quizvraag

She plays the piano.
A
Present Simple
B
Present Continuous
C
Past Simple
D
Past Continuous

Slide 31 - Quizvraag

Every morning, I...................(get up) at 6 o'clock.

Slide 32 - Open vraag

We ...............(write) answers right now.

Slide 33 - Open vraag

.......you........ (like) chocolate?

Slide 34 - Open vraag

I.......................(watch) a movie at the moment.

Slide 35 - Open vraag

They ....................(not brush) their teeth every day.

Slide 36 - Open vraag

How many times do I have to tell you? Even when ...
you are beautiful too.
present continuous-5
4. the man is looking at a mine.

Slide 37 - Open vraag