Persoonsvorm in de verleden tijd: -de(n), dde(n), -te(n), tte(n).
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Spelling H4
Persoonsvorm in de verleden tijd: -de(n), dde(n), -te(n), tte(n).
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
Lezen (10 minuten)
Bespreken huiswerk (5 minuten)
Opdracht (10 minuten)
Aan de slag (resterende tijd)
Slide 2 - Tekstslide
Na deze les:
Weet je wanneer je -te en -de gebruikt in persoonsvorm verleden tijd
Ken je de regels voor het goed schrijven van een voltooid deelwoord
Slide 3 - Tekstslide
Persoonsvorm in de verleden tijd: -de(n), dde(n), -te(n), tte(n).
Ga altijd terug naar de stam! (vluchten - vlucht)
Kijk goed of het over één persoon gaat, of over meerdere mensen: - 1 persoon: -te of -de (afhankelijk van de stam) - 2 personen: -ten of -den (afhankelijk van de stam)
Voltooid deelwoord? Dan zo kort mogelijk! (gevluchte)
Slide 4 - Tekstslide
Bespreken huiswerk: opdr 1 en 2
Controle
Vragen?
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht 1
Slide 6 - Tekstslide
De juryleden ... (twisten, vt) lang over de uitslag.
A
twisten
B
twistten
Slide 7 - Quizvraag
Wie wil aandacht besteden aan het ... (pesten) meisje?
A
gepeste
B
gepestte
Slide 8 - Quizvraag
In het park ... (verwonden) de hond een jong katje.
A
verwonde
B
verwondde
Slide 9 - Quizvraag
Familieleden ... (verblijden) hen afgelopen zondag.
A
verblijden
B
verblijdden
Slide 10 - Quizvraag
De ... (landen) passagiers kwamen aan in de aankomsthal.
A
gelande
B
gelandde
Slide 11 - Quizvraag
Opdracht 2
Slide 12 - Tekstslide
Opdracht 3
Slide 13 - Tekstslide
Een maand geleden ... (verpoten) de eigenaar van de volkstuin zijn plantjes.
Slide 14 - Open vraag
...(verblinden) de laagstaande zon gisteren de chauffeur van het bestelbusje?
Slide 15 - Open vraag
Het ... (verwennen) kind wilde niet op zijn beurt ... (wachten).
Slide 16 - Open vraag
De zakenman ... (trachten) zijn mooi ... (inrichten) huis vorig jaar te verhuren.
Slide 17 - Open vraag
Aan de slag
Maak opdracht 4, 5 en 6 van H4 spelling (bladzijde 126). Klaar? Ga dan lezen in je leesboek.