Zinsdelen benoemen
1 / 20
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Vind de persoonsvorm:
De leerlingen van groep 8 zijn vandaag erg lief.
De leerlingen van groep 8 zijn vandaag erg lief.
A
leerlingen
B
lief
C
zijn
D
groep 8
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het gezegde in de zin:
Jullie gaan vandaag de zinsdelen herhalen.
Jullie gaan vandaag de zinsdelen herhalen.
Slide 4 - Open vraag
Vind het onderwerp:
De leerlingen van groep 8 doen altijd hun best.
De leerlingen van groep 8 doen altijd hun best.
A
De leerlingen van groep 8
B
doen
C
Groep 8
D
altijd
Slide 5 - Quizvraag
Vind het lijdend voorwerp:
Sven heeft zijn vogel Yellow genoemd
Sven heeft zijn vogel Yellow genoemd
A
Sven
B
zijn vogel
C
heeft
D
genoemd
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het meewerkend vw?:
Juf Ilse heeft haar leerlingen een leuke les over zinsdelen gegeven.
Juf Ilse heeft haar leerlingen een leuke les over zinsdelen gegeven.
A
Juf Ilse
B
haar leerlingen
C
zinsdelen
D
een leuke les over zinsdelen
Slide 7 - Quizvraag
wat is de bepaling in deze zin?
Gisteren zijn de aantal coronabesmettingen erg tegengevallen.
Gisteren zijn de aantal coronabesmettingen erg tegengevallen.
A
Gisteren
B
tegengevallen
C
coronabesmettingen
D
aantal
Slide 8 - Quizvraag
Holy zag op een dag een bank naast de weg staan.
Gezegde
OW
LV
MWV
BP
Holy
zag
staan
op een dag
een bank
naast de weg
Slide 9 - Sleepvraag
Ze mocht de bank gratis meenemen.
Gezegde
OW
LV
PV
BP
Ze
mocht
de bank
gratis
mocht meenemen
Slide 10 - Sleepvraag
's Avonds is ze met haar vriend teruggegaan.
PV
OW
LV
Gezegde
BP
's
Avonds
is
ze
met haar vriend
is teruggegaan
Slide 11 - Sleepvraag
Ze sleepten de bank naar hun huis.
PV
OW
LV
MWV
BP
Ze
sleepten
de bank
naar hun huis
Slide 12 - Sleepvraag
Twee maanden later schrok Holy ontzettend.
PV
OW
LV
MWV
BP
Twee maanden later
schrok
Holy
ontzettend
Slide 13 - Sleepvraag
Een grote slang kroop uit de bank.
PV
OW
LV
MWV
BP
Een grote slang
kroop
uit de bank
Slide 14 - Sleepvraag
Holy belde de dierentuin.
PV
OW
LV
MWV
BP
Holy
belde
de dierentuin
Slide 15 - Sleepvraag
Een oppasser ging naar het huis van Holy.
PV
OW
LV
MWV
BP
Een oppasser
ging
naar het huis van Holy
Slide 16 - Sleepvraag
Hij liet haar een grote doos zien.
PV
OW
LV
MWV
Gezegde
Hij
liet
haar
een grote doos
liet zien
Slide 17 - Sleepvraag
Hij deed de slang in de doos.
PV
OW
LV
MWV
BP
Hij
deed
de slang
in de doos
Slide 18 - Sleepvraag
Even later gaf hij de slang aan de directeur van de dierentuin.
PV
OW
LV
MWV
BP
Even later
gaf
hij
de slang
aan de directeur van de dierentuin
Slide 19 - Sleepvraag
Duss....
PV
OW
LV
MWV
BP
GZ
hoe, waar waarmee, wanneer,
waarom
aan wie,
voor wie
ww dat bij het ow hoort
alle ww in de zin
wie of wat doet iets in de zin
wie/wat + ow + gez
