Paragraaf 2 Kiezen is verliezen

programma
herhaling paragraaf 1
huiswerk paragraaf 1
uitleg paragraaf 2
maken huiswerk paragraaf 2
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

programma
herhaling paragraaf 1
huiswerk paragraaf 1
uitleg paragraaf 2
maken huiswerk paragraaf 2

Slide 1 - Tekstslide

Er zijn 4 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 2 - Quizvraag

Geef van elke productiefactor een voorbeeld...

Slide 3 - Open vraag

Twee stellingen:
I. Schoon drinkwater is in Nederland een vrij goed.
II. Schaarse goederen hebben een hoge prijs.
Welke stelling(en) is/zijn juist?

A
beide stellingen zijn juist.
B
alleen stelling I is juist.
C
alleen stelling II is juist.
D
beide stellingen zijn onjuist.

Slide 4 - Quizvraag

huiswerk paragraaf 1
klassikaal een aantal opgaves
1,2,4,5,7,9,10,11,12,14,15

Slide 5 - Tekstslide

paragraaf 2 kiezen is verliezen

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt met behulp van uitgaven per week, maand of jaar een begroting maken

Je kunt werken met een budgetlijn

Slide 7 - Tekstslide

De budgetlijn
Je kunt dit laten zien a.d.h.v. een budgetlijn:

Slide 8 - Tekstslide

Budgetlijn
Een budgetlijn geeft de verschillende combinaties van twee bestedingsmogelijkheden bij een bepaald budget.

Slide 9 - Tekstslide

De budgetlijn
Stel je hebt € 16. Een broodje kost € 2 en een blikje Cola € 1.
Teken een budgetlijn.

Je moet dus kiezen! Je hebt immers maar € 16,-

Slide 10 - Tekstslide

Begroting
Een overzicht van alle verwachte inkomsten en verwachte uitgaves.

Slide 11 - Tekstslide

Soorten uitgaven
Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven

Slide 12 - Tekstslide

BEDRAGEN OMREKENEN
van week naar maand en omgekeerd

Slide 13 - Tekstslide

Reken eens uit...
Lidmaatschap van de voetbal is € 4,- per week.
Hoeveel is dit per maand?

Slide 14 - Tekstslide

Uitwerking
Niet € 4,- x 4 = € 16,-
Maar
€ 4,- x 52 = € 208,- : 12 = € 17,33

ALTIJD EERST OMREKENEN NAAR EEN JAAR!

Slide 15 - Tekstslide

Omrekenen

Slide 16 - Tekstslide

huiswerk 
maken 4,5,6,7,8,9

klaar....dan een ander vak maken/leren!

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt met behulp van uitgaven per week, maand of jaar een begroting maken

Je kunt werken met een budgetlijn

Slide 18 - Tekstslide