Week 6 les 2 + uitleg 3

Taalverzorging 
Hoofdstuk 3
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Taalverzorging 
Hoofdstuk 3

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Terugblik woordenschat
  • Doelen van het hoofdstuk
  • Uitleg
  • Aan het werk
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Doelen van het hoofdstuk
  • Aan het einde van dit hoofdstuk kun je bepalen of het onderwerp in enkelvoud of meervoud geschreven moet worden.

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm
  • Hoe vind je de persoonsvorm?
  • Hoe vind je het onderwerp?

  • Persoonsvorm en onderwerp horen bij elkaar.
    Persoonsvorm enkelvoud = onderwerp enkelvoud
    Persoonsvorm meervoud = onderwerp meervoud

Slide 5 - Slide

Enkelvoud of meervoud?
  • Het onderwerp in de zin heeft veel woorden
    Alle jonge vogels op de waslijn zongen de hele ochtend.
  • Wat is de persoonsvorm?
  • Wat is het onderwerp?
  • Verkort het onderwerp
  • Is het enkelvoud of meervoud?

Slide 6 - Slide

Enkelvoud of meervoud?
  • Het onderwerp lijkt meervoud, maar is enkelvoud
    De kudde schapen liep op de dijk.
    De brandweer bluste de brand. Iedereen stond te kijken.
  • Wat is de persoonsvorm?
  • Wat is het onderwerp?
  • Hebben we te maken met een groep?
  • Is het enkelvoud of meervoud?

Slide 7 - Slide

Goed of fout?
  • De brandweer hadden het brandje in de schuur snel geblust.
  • Geheel onverwacht heeft een zwerm bijen een kind aangevallen.
  • In 2014 had 5 procent van de bevolking last van een langdurige verkoudheid.
  • Om twee uur 's nachts zwierven een grote groep dronken jongeren nog door de straten. 
  • De oplossing voor deze moeilijke wiskundevragen zijn door een leerling gevonden. 

Slide 8 - Slide

Voltooiddeelwoord
  • Wat je wilt vertellen is als gebeurd. --> Het is al af, er gebeurt niet meer.
  • Herkennen :
    Begint vaak met ge, be, ver, ont of her
    Gewerkt, begroet, verrast, ontwikkeld, herplaatst
  • Let op! Kijk of het tegenwoordige tijd is!

Slide 9 - Slide

Voltooiddeelwoord schrijven
  • Sterk werkwoord --> kan veranderen
    Eindigt meestal op -en
  • Zwak werkwoord --> kan niet veranderen
    Eindigt altijd om -t of -d --> kijk naar de stam

  • 't ex-kofschip, 't sexy fokschaap bij twijfel!

  • Altijd een hulpwerkwoord in de zin! --> samen het gezegde

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Oefenen
  • lopen
  • koken
  • geloven
  • slapen
  • verhuizen
  • verkopen
  • wachten
  • bestellen

Slide 12 - Slide

Aan het werk
  • Wat?   Taalverzorging opdracht 1 t/m 5, bladzijde 76/77
  • Wanneer?    In de les
  • Waarom?     Bij het schrijven van een tekst is het belangrijk de goede vorm van het woord te kiezen, anders loopt de zin niet goed.
  • Hoe?   Zachtjes overleggen of in stilte
  • Klaar?   Nakijken, lezen in het leesboek

Slide 13 - Slide

Aan het werk donderdag 
  • Wat?   Taalverzorging opdracht 1 t/m 5, bladzijde 78/79
  • Wanneer?    In de les
  • Waarom?     Je voorkomt veel spelfouten, wanneer je de regels goed beheerst. 
  • Hoe?   Zachtjes overleggen of in stilte
  • Klaar?   Nakijken, lezen in het leesboek

Slide 14 - Slide

Huiswerk
  • Taalverzorging 
    bladzijde 76 t/m 79
    Af op vrijdag 07-02-2020

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide