Dinsdag 19 januari

Dinsdag 19 januari
1. Nog vragen/opmerkingen over de online lessen? 

2. Mentorles vrijdag --> klassikaal --> bij vragen contact met mij opnemen --> ouders ook! 

3. Ga met jouw  IPad/telefoon naar lessonup.app --> log in met de code! 


1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Dinsdag 19 januari
1. Nog vragen/opmerkingen over de online lessen? 

2. Mentorles vrijdag --> klassikaal --> bij vragen contact met mij opnemen --> ouders ook! 

3. Ga met jouw  IPad/telefoon naar lessonup.app --> log in met de code! 


Slide 1 - Slide

Lijdend voorwerp
WAT + GEZ + OW? 


WIE + GEZ + OW? 

Je moet dus wel snappen wat het GEZ is en het OW en daar moet je weer de PV voor snappen! 

Slide 2 - Slide

PV - OW - GEZ

PV = het werkwoord wat verandert als je de zin in een andere tijd zet! 


OW = wie + pv? wat + pv? 


GEZ = PV + eventueel andere werkwoorden in een zin 

Slide 3 - Slide

LIJDEND VOORWERP


Tim | graaft | een kuil.


Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.


lijdend voorwerp = een kuil

voorbeeld 1
ow
gez

Slide 4 - Slide

LIJDEND VOORWERP


Een speler | roept | de grensrechter.


Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.


lijdend voorwerp = de grensrechter

voorbeeld 2
ow
gez

Slide 5 - Slide

LIJDEND VOORWERP


Elin | vertelt | een verhaal.


Wat vertelt Elin? Elin vertelt een verhaal.


lijdend voorwerp = een verhaal

voorbeeld 3
ow
gez

Slide 6 - Slide

Gaan we morgen die nieuwe film kijken?
PV
GEZ
LV
OW
Gaan
we
die film
gaan kijken 

Slide 7 - Drag question

Joery heeft zijn tas op school laten liggen. 


PV
GEZ
LV
OW
Joery
heeft
zijn tas
heeft laten liggen 

Slide 8 - Drag question

Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bruno drinkt een glas water.

Slide 9 - Open question

Schrijf het lijdend voorwerp op.

Mats roept zijn vader.

Slide 10 - Open question

Schrijf het lijdend voorwerp op.

Zij pakt haar fiets uit de schuur.

Slide 11 - Open question

Schrijf het lijdend voorwerp op.

De leraar schrijft een som op.

Slide 12 - Open question

GAAT HET GOED?

Lukt het je om het

lijdend voorwerp van de zin steeds te vinden?


Voor de zekerheid nog een voorbeeld.

Slide 13 - Slide

LIJDEND VOORWERP


Martijn | hangt | zijn jas | aan de kapstok.


Wat hangt Martijn? Martijn hangt zijn jas.


lijdend voorwerp = zijn jas

voorbeeld 4
ow
gez

Slide 14 - Slide

Schrijf het lijdend voorwerp op.

De voetballer trapt de bal weg.

Slide 15 - Open question

Schrijf het lijdend voorwerp op.

Bibelot draagt meestal een ring.

Slide 16 - Open question

Schrijf het lijdend voorwerp op.

Op het feest hebben we gebak gegeten.

Slide 17 - Open question


Schrijf het lijdend voorwerp op.

De visser heeft een karper gevangen.

Slide 18 - Open question

En nu? 
Zelfstandig opdracht 10 maken --> 

- voldoende? --> dan ben je klaar! 
- onvoldoende --> dan opnieuw maken! 

Slide 19 - Slide