les 4

les 4
Je herhaalt het gebruik van de komma, puntkomma en dubbele punt.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

les 4
Je herhaalt het gebruik van de komma, puntkomma en dubbele punt.

Slide 1 - Slide

komma
  • als je iemand aanspreekt
  • tussen 2 persoonsvormen
  • bij opsommingen
  • bij samengestelde zinnen voor het voegwoord 

Slide 2 - Slide

puntkomma
Tussen 2 hoofdzinnen zonder voegwoord die nauw met elkaar samen hangen.

Jan was helemaal alleen; zijn vriend was al naar huis gegaan.

Slide 3 - Slide

dubbele punt
  • voor een opsomming of een verklaring
  • bij directe rede 

Slide 4 - Slide

Hij ging meteen naar huis ... zijn vriend bleef nog even.
A
:
B
,
C
;

Slide 5 - Quiz

Hij keek naar twee films ... Superheld deel 2 en de Reddertjes.
A
:
B
,
C
;

Slide 6 - Quiz

's Nachts droomde hij ervan ... maar het was geen nachtmerrie.
A
:
B
,
C
;

Slide 7 - Quiz

Mijn held is een voetballer ... hij kan ook goed hardlopen.
A
:
B
,
C
;

Slide 8 - Quiz

Sita is mijn idool ... maar ik ben ook fan van Dean.
A
:
B
,
C
;

Slide 9 - Quiz

Mijn moeder zegt ... 'Kind, je moet zelf je grootste fan zijn.'
A
:
B
,
C
;

Slide 10 - Quiz

Ik ben fan van verschillende zangers ... George, Robbie, Tim en Dinand.
A
:
B
,
C
;

Slide 11 - Quiz

Ik heb geen idool ... mijn vader heeft dat ook nooit gehad.
A
:
B
,
C
;

Slide 12 - Quiz

Ik haal een handtekening van Tim ... terwijl mijn moeder op me wacht.
A
:
B
,
C
;

Slide 13 - Quiz

Maaike heeft een website gemaakt ... hij gaat over haar idool.
A
:
B
,
C
;

Slide 14 - Quiz

Op de website staan veel weetjes ... zijn lievelingseten, zijn lievelingskleur en zijn huisdieren.
A
:
B
,
C
;

Slide 15 - Quiz

Maaike weet dat allemaal ... omdat ze het zelf aan hem gevraagd heeft,
A
:
B
,
C
;

Slide 16 - Quiz

Ze belde hem op en vroeg ... 'Kun je me wat informatie verschaffen?'
A
:
B
,
C
;

Slide 17 - Quiz

Hij vond dat geen probleem ... maar kon niet lang aan de telefoon blijven.
A
:
B
,
C
;

Slide 18 - Quiz

Dat vond Maaike niet erg ... ze zoekt nu het telefoonnummer van een ander idool.
A
:
B
,
C
;

Slide 19 - Quiz

En nu iets moeilijker...
Welk leesteken moet je plaatsen en op welke plek?

Slide 20 - Slide

Omdat hij zijn wekker niet zette verslaapt Ruben zich.
A
:
B
,
C
;

Slide 21 - Quiz

Nu moet hij zich haasten de tijd vliegt.
A
:
B
,
C
;

Slide 22 - Quiz

Zijn moeder roept nog 'Was je je nog wel?'
A
:
B
,
C
;

Slide 23 - Quiz

Daar maakt Ruben zich niet druk om Maaike wacht.
A
:
B
,
C
;

Slide 24 - Quiz

'Hallo Ruben ik maakte me al zorgen.'
A
:
B
,
C
;

Slide 25 - Quiz

'Ik heb me verheugd we gaan fietsen.'
A
:
B
,
C
;

Slide 26 - Quiz

We gaan ons vermaken met drie dingen fietsen, picknicken en kletsen.
A
:
B
,
C
;

Slide 27 - Quiz

Hijs jij je hier maar op we vertrekken.
A
:
B
,
C
;

Slide 28 - Quiz

Ze gaan de dijk op Ruben slooft zich uit.
A
:
B
,
C
;

Slide 29 - Quiz

Maaike roept blij 'We ontpoppen ons nog als wielrenners.
A
:
B
,
C
;

Slide 30 - Quiz


Slide 31 - Open question