This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
FORMATIEVE TOETS
Communicatie R8VMA
Thema's:
Vertrouwensrelatie
Motiveren
Assertiviteit
Slide 1 - Slide
Vertrouwensrelatie 1. Vertrouwen is het geloof (verwachting) dat de ander eerlijk en oprecht is. 2. Een vertrouwensrelatie is gelijkwaardig ook al is er verschil in kennis.
A
Beide stellingen zijn niet waar
B
Beide stellingen zijn waar
C
Stelling 1 is waar, stelling 2 is niet waar
D
Stelling 1 is niet waar,
stelling 2 is waar
Slide 2 - Quiz
Wat is het allerbelangrijkst om een vertrouwensrelatie met een cliënt op te bouwen?
A
eerste indruk
B
actief luisteren
C
empathie
D
nabijheid
Slide 3 - Quiz
Voor een vertrouwensrelatie is het belangrijk dat je lichaamstaal overeenkomt met de woorden die je gebruikt (en andersom). Hoe noemen we dit?
A
Metacommunicatie
B
Congruent handelen
C
Zelfacceptatie
D
Zelfaanvaarding
Slide 4 - Quiz
Wat is een goed voorbeeld van gevoelsreflectie?
A
"Wat vervelend voor je"
B
"Ik kan me voorstellen dat het je verdrietig maakt als je bezoek niet komt opdagen. Klopt dat?"
C
"Wel leuk dat ze je dit weekend jarig bent en dat je dan wel lekker veel bezoek krijgt"
D
"Komt goed hoor, we gaan vanavond wel een leuk spelletje doen"
Slide 5 - Quiz
Waarom behoor je als professional altijd rekening te houden met het inhouds- en betrekkingsniveau van de cliënt?
A
Je kan pas naar het inhoudsniveau als de cliënt zijn emoties voldoende heeft geuit
B
Je kunt pas naar het emotieniveau als er voldoende over de inhoud is gesproken
Slide 6 - Quiz
Deelnemen aan een sport om prijzen te winnen.
A
Intrinsieke motivatie
B
Extrinsieke motivatie
Slide 7 - Quiz
Het schoonmaken van je kamer om te voorkomen dat je straf krijgt van je ouders.
A
Intrinsieke motivatie
B
Extrinsieke motivatie
Slide 8 - Quiz
Het oplossen van een kruiswoordpuzzel omdat je de uitdaging leuk en spannend vindt.
A
Intrinsieke motivatie
B
Extrinsieke motivatie
Slide 9 - Quiz
Wat is dé truc voor motiverende gespreksvoering?
A
dwingen
B
verwachtingen uitspreken
C
verandertaal uitlokken
D
compassie
Slide 10 - Quiz
Jesse vindt het lastig om nee te zeggen op zijn werk. Als zijn collega hem hiernaar vraagt antwoordt hij schuchter, hij is niet erg zeker van zichzelf.
A
Subassertief
B
Assertief
C
Agressief
D
Manipulatief
Slide 11 - Quiz
Schreeuwend: "Doe normaal, praat niet zo tegen me. Je bent m'n moeder niet"
A
Subassertief
B
Assertief
C
Agressief
D
Manipulatief
Slide 12 - Quiz
Je komt op voor je eigen mening en standpunt zonder daarbij een ander te kwetsen
A
Subassertief
B
Assertief
C
Agressief
D
Manipulatief
Slide 13 - Quiz
Urgent, niet belangrijk Urgent, belangrijk Niet urgent, niet belangrijk Niet urgent, wel belangrijk