5.4 - Ontstaan van staten

Planning
  • Terugblik 5.1
  • Huiswerk bespreken
  • 5.4 individueel lezen
  • Poster maken
  • Uitleg
  • Enquete
1 / 18
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Planning
  • Terugblik 5.1
  • Huiswerk bespreken
  • 5.4 individueel lezen
  • Poster maken
  • Uitleg
  • Enquete

Slide 1 - Slide

Boeren hadden voedsel over. Ambachtslieden maakten genoeg.

Wat gebeurde er met deze producten?
A
Opgekocht door handelaren en met winst verkocht.
B
Die werden weggegooid, wat moet je ermee?
C
Aan de landheer gegeven, die was tenslotte eigenaar.
D
Niets, ze werden gestolen door rovers en dieven.

Slide 2 - Quiz

De bevolking groeit, de opbrengst uit landbouw moet omhoog.
Hoe deden boeren dat?
A
Boeren gingen nieuwe technieken uitproberen.
B
Boeren waren verplicht om harder te werken.
C
Ze ontdekten dat van mest graan beter groeit.
D
Niet, hoe kan er nou meer groeien?

Slide 3 - Quiz

De opbrengst uit landbouw nam toe, er was eten genoeg.
Wat was een gevolg daarvan?
A
De bevolking groeide, niet iedereen had een huis.
B
Nieuwe beroepen, want niet meer iedereen was boer.
C
Boeren werkten minder hard, er was immers eten genoeg.
D
Het voedsel lag te rotten in de opslagplaatsen.

Slide 4 - Quiz

Sleep het juiste antwoord naar de vraag:
Waarom trokken handelaren naar kruispunten van wegen en rivieren?
Waarom trokken handelaren naar kastelen en kloosters?
Omdat deze plaatsen goed bereikbaar waren.
Omdat deze goed beschermd werden.

Slide 5 - Drag question

Mensen in de stad wilden zelf de regels bepalen. Ze betaalden daar de landheer geld voor.

Hoe noem je deze rechten?
A
Het wetboek van strafrecht.
B
Stadsrechten.
C
Recht van overpad.
D
Betaalde rechten.

Slide 6 - Quiz

Het tijdvak Steden & Staten duurt
A
van 500 tot 1500
B
van 500 tot 1000
C
van 1000 tot 1500
D
van 1500 tot 1600

Slide 7 - Quiz

Zet de zinnen in de juiste volgorde
Boeren en ambachtslieden hadden producten over.
Handelaren kochten deze producten op om met winst te verkopen.
Handelaren reisden met deze producten naar kruispunten van wegen en rivieren, of kastelen en kloosters.
Op die plaatsen kwamen veel mensen samen om spullen te kopen en verkopen.
Zo ontstonden markten en nieuwe steden.

Slide 8 - Drag question

Zet de ontwikkelingen in de juiste volgorde in de tijd
1
2
3
4
Meer voedsel en een grotere bevolking 
Handel onstaat bij kruispunten, kloosters en kastelen
Het ontstaan van het drieslagstelsel en ontginnen van woeste gronden 
Er ontstaan dorpen en de samenleving verandert 

Slide 9 - Drag question

0

Slide 10 - Video

Huiswerk
§5.1: 4, 5, 7, 8, 9, 11, 14, 16

Keuze: zelf nakijken of samen?

Willen jullie nog nakijkbladen
op de studiewijzer?

Slide 11 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de belangrijkste gevolgen noemen van de opkomst van de geldeconomie voor het bestuur.
  • Je kunt uitleggen waarom de paus en vorsten in de late middeleeuwen een conflict hadden met elkaar.
  • Je kunt beschrijven hoe vorsten probeerden centraal bestuur in te voeren.

Slide 12 - Slide

STILTE
  • Lees in stilte §5.4 GOED door
  • Klaar? Bekijk vast de bronnen etc

Slide 13 - Slide

Aan de slag!!
  • Groepjes van 2/3
  • Maken poster over paragraaf §5.4, 1 leerdoel
  • Laat je creativiteit spreken, alles mag!
  • Uitleg kunnen geven
  • Elk groepje ander leerdoel!
  • Denk aan: oorzaken, gevolgen
  • UITWISSELEN MAAR
timer
25:00

Slide 14 - Slide

Leg eens in eigen woorden (!) uit..
  • Je kunt de belangrijkste gevolgen noemen van de opkomst van de geldeconomie voor het bestuur.
  • Je kunt uitleggen waarom de paus en vorsten in de late middeleeuwen een conflict hadden met elkaar.
  • Je kunt beschrijven hoe vorsten probeerden centraal bestuur in te voeren.

Slide 15 - Slide

Stel minstens 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 16 - Open question

Enquete
  •  Google: Socrative Student
  • Room code: CHANINE
  • Anonieme nickname
  • Stellingen
  • 0 is helemaal niet eens/nooit
  • 5 is helemaal mee eens/altijd
  • 1 antwoord
  • Eerlijk! Anoniem

Slide 17 - Slide

Huiswerk
Lees §5.4
Maak 4, 5, 6, 8 en 9.

Slide 18 - Slide