1BBa Maandag 22 maart

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag: 
  • Om 8:30 Lezen 15 minuten 
  • Doel van de les
  • Terugblik persoonsvorm en werkwoord: oefenen op de site
  • Huiswerk 3.5 tot en met 13

Slide 2 - Slide

Doel van de les
Na deze les:

Weet je wat de persoonsvorm in een zin is en weet je wat een werkwoordelijk gezegde is





Slide 3 - Slide

Terugblik: de persoonsvorm
Wat is dat ook alweer? 
Hoe vinden we die? 

Slide 4 - Slide

  1. Maak de zin vragend
  2. Zet de zin in een andere tijd
  3. Verander de zin van enkelvoud naar meervoud (of andersom) 

Slide 5 - Slide

Wat is een werkwoord ook alweer?
1. Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen. fietsen, lopen, spelen, kruipen, klappen, slapen…
Bijvoorbeeld: Ik fiets naar school. Wij spelen met de blokken.

2. Er gebeurt iets. sneeuwen, hagelen, waaien, regenen…
Bijvoorbeeld: Het sneeuwt buiten. Het waait erg hard

3. Iemand is iets. zijn, worden, lijken, blijven…
Bijvoorbeeld: Mark is bakker. Roos wordt juffrouw.

4. Werkwoorden kunnen veranderen in de zin.
Ze geven aan in welke tijd (tegenwoordige of verleden tijd) de zin staat.
TT: Ik loop naar school. VT: Ik liep naar school.



Slide 6 - Slide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord, maar soms staan er meerdere werkwoorden in een zin. Alle werkwoorden samen noemen we het werkwoordelijk gezegde. Een werkwoordelijk gezegde kan ook uit 1 werkwoord (de PV) bestaan.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Link

Huiswerk was:
Paragraaf 3.5 tot en met 13 afmaken


Samen fouten verbeteren

Slide 10 - Slide

Zinnen op het whiteboard
Werkwoordelijk gezegde

Eerst persoonsvorm zoeken
Zijn er nog meer werkwoorden?
Alle werkwoorden uit een zin = werkwoordelijk gezegde

Slide 11 - Slide

Aan de slag
Wat
3.6 werkwoordelijk gezegde, opdrachten bij theorie (allebei)
Hoe
Zelfstandig
Hulp nodig?
Docent loopt langs
Hoe lang
10 minuten
Klaar?
Dan door met paragraaf 3.6, opdracht 14a en 14b

Slide 12 - Slide

Afsluiten
* Hoe vinden we de persoonsvorm?
* Hoe noemen we alle werkwoorden samen?
* Heb je tips voor de volgende les?
* Huiswerk opdrachten: 
    paragraaf 3.6 (werkwoordelijk gezegde), opdrachten bij theorie (beide)

Slide 13 - Slide