pvtt = persoonsvorm tegenwoordige tijd > houdt, vindt, praat
pvvt = persoonsvorm verleden tijd > wandelde, liep, brandde
gw = gebiedende wijs > loop, denk, stop
Inf = infinitief > lopen, fietsen, werken
vd = voltooide deelwoord > gebeurd
od = onvoltooide deelwoord > lachend
bn = bijvoeglijk naamwoord > overvallen (man)