Leesverslag - Woots - Examen

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Training Leesvaardigheid

havo-4

Deutsche Sprache und Literatur

Stappenplan

1. Scannen: Titel, plaatjes, intro -> Waar gaat de tekst over?

1a. LEES NIET DE HELE TEKST DOOR!!!

2. Lees de vraag: In welke alinea's moet je kijken? -> aanstrepen

3. Wat voor soort vraag is het? ABCD/gaten/open/bewering?

4. Volg de stappen die nu nog gaan komen.

Vraagsoorten

- Meerkeuzevraag

- Open vraag

- Gatenvraag

- Beweringenvraag

Aan de hand van de volgende tekst gaan we de verschillende vraagsoorten bespreken.

Klik op de tekst om de tekst te vergroten.

Meerkeuzevraag: Stappenplan

Lees de vraag, niet de antwoorden! Staat er nuttige informatie in de vraag?

In het voorbeeld hiernaast zie je dat je moet kijken in alinea 2.

Verder staat er het woord vorgeworfen (=verweten) in de vraag. We moeten dus op zoek naar een signaalwoord en uitzoeken om wat leraren verweten wordt (= iets negatiefs).

Meerkeuzevraag (vervolgd)

1. Lees de relevante tekst, en niets meer!

2. Streep alle signaal- en functiewoorden aan

3. Lees dan pas de antwoorden.

4. Haal de duidelijk foute antwoorden er tussenuit.

5. Past het antwoord in het onderwerp van de tekst? (Je hebt vooraf gescand).

6 Kies je antwoord.

Kijk naar synoniemen van de vraag 'vorgeworfen'.

Je ziet het woord 'Vorwürfe' staan en daarachter staat een : . Markeer dat deel en lees het antwoord nauwkeurig. Zoek woorden op als je ze niet kent, omdat dit gedeelte jouw vraag beantwoordt.

Formuleer jouw eigen antwoord voordat je naar de meerkeuze-antwoorden kijkt.

Was wird den Lehrern dem 2. Absatz nach vorgeworfen?

1. Sie hätten kein Gespür für Jugendliche gehabt.
2. Sie hätten zu oft gefehlt.
3. Sie seien keine guten Lehrer gewesen.
4. Sie seien oftmals überarbeitet gewesen.

Beweringenvragen

Hoe herken ik de vraag? -> Meerdere stellingen, genummerd 1,2 etc.

Stappenplan

Allereerst markeren we het stuk tekst waar we moeten zoeken.

Dan strepen we de zoektermen aan waar we mee gaan werken. Denk hierbij aan:

- Namen, plaatsen

- Alles wat je in een cijfer kunt uitdrukken (de meerderheid), en tijdsaanduidingen (vandaag de dag)

- Internationale woorden (discriminatie, autoriteit)

Bij stelling 1 zouden we bijvoorbeeld 'onvoldoende' en 'voorbereid'  kunnen markeren.

Zoek naar signaalwoorden. Daar staat het antwoord in de buurt!

Voor de vraag hoef je alleen alinea 3 te gebruiken. Deze omcirkel je.

Zoek naar signaalwoorden.

Zoek naar woorden en synoniemen uit de vraag

'onvoldoende' 'voorbereid'.

Geef van elke van de volgende bewering aan of deze wel of niet overeenkomt met de inhoud van alinea 3.
> De ouders van de leerlingen gaan ervan uit dat de docenten de leerlingen onvoldoende op hun examen hebben voorbereid.

1. wel
2. niet

Geef van elke van de volgende bewering aan of deze wel of niet overeenkomt met de inhoud van alinea 3.
> De ouders van de leerlingen eisen dat de school de eventuele schade vergoedt die ontstaan is door
het niet kunnen beginnen met een stage of studie.

1. wel
2. niet

Gatenvragen

De vrees van menig leerling, maar stiekem niet zo moeilijk, als je je (signaal)woorden kent.

Er zijn 2 soorten:

-gatenvragen met signaal-/functiewoorden 

Kan een gatenvraag zijn, maar ook bijvoorbeeld 'hoe verhoudt deze alinea zich tot de vorige'.

- echte gatenvragen

(Echte) gatenvragen

- Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na       de Lücke.

- Kijk of in die zinnen signaalwoorden staan, liefst in de buurt van de Lücke.

- Nog niet genoeg? Kijk of je een tegenstelling van een positieve zin en een       negatieve zin kunt vinden.

- Nog niet genoeg? Kijk of er een tegenstelling in de antwoorden te vinden         is,  bv. tussen A en B.

- Nog niet genoeg? Kies het antwoord dat het dichtst bij het onderwerp van       de tekst ligt.

Voorbeeld

Antwoorden: A ist nur verständlich (is slechts begrijpelijk)

                            B ist seine eigene Schuld (is zijn eigen schuld)

                            C macht keinen Sinn (heeft geen zin)

                            D passiert nicht oft (gebeurt niet vaak)

Ik lees voor de Lücke een voorbeeld van een leerling die overvraagd is en voor het examen zakt.  Na de Lücke lees ik dat een heel examenjaar gezakt is en een schandaal is. Het lijkt dus dat een enkele leerling zakt, vrij 'normaal' is, maar dat alle leerlingen zakken niet.

Antwoord C en D zijn sowieso onjuist, omdat het jaarlijks voorkomt dat enkele leerlingen zakken. Antwoord B kan het niet zijn omdat het niet zijn eigen schuld is, er staat niets over 'schuld' voor of na het gat voor de enkele leerlingen. Het is 'normaal' en dat vind je terug bij 'begrijpelijk'.

Stappenplan: Signaal-/functiewoorden

- Lees de zin voor de Lücke (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na de gap.

- Probeer te zien welk tekstverband er tussen deze twee zinnen zit. 

- Zoek daar je antwoord op uit.

- Werkt dit niet, kijk dan naar de antwoorden : Zit er een antwoord voor voorbeeld bij? Grote kans dat dat het juiste antwoord is. Anders mogelijk tegenstelling of opsomming.

- Werkt dit ook niet, vertaal de zinnetjes dan en kijk of een van de antwoordopties logisch klinkt.

Open vragen

Bij een open vraag is het belangrijk dat je de tijd neemt om de vraag goed te lezen.

De vraag zegt namelijk vaak al waar je moet zoeken en waar je op moet letten. 

Daarnaast staat er ook hoe je het antwoord moet opschrijven, bijvoorbeeld door te citeren, of met een of twee woorden, of in Nederlands. 

Ter conclusie

Om een voldoende te halen moet je woordjes leren en trucjes kennen.

Oefening baart kunst

Signaalwoorden, signaalwoorden, signaalwoorden!!!

Heel veel succes!

Tekst - Schmied der eigenen Medaille

6 vragen, 7 punten

• zoek/kies antwoord
• leg uit -> waar in de tekst staat dat?
  (Markeer & in Classroom vind je het document zodat je kunt markeren)

1. Welche Ergänzung passt in die Lücke in Zeile 14?

1. leider
2. natürlich
3. zum Glück

2. Wordt duidelijk om welk soort sieraad het gaat?

3.1 Geef aan of de bewering overeenkomt met de inhoud van alinea 2-3.
> Hij heeft zich beter voorbereid op de wereldkampioenschappen dan op de Zwitserse kampioenschappen.

1. wel
2. niet

3.2 Geef aan of de bewering overeenkomt met de inhoud van alinea 2-3.
> Hij vindt dat hij vanwege de voorbereidingen op de
wereldkampioenschappen te weinig tijd kon besteden aan het werk voor zijn chef.

1. wel
2. niet

3.3 Geef aan of de bewering overeenkomt met de inhoud van alinea 2-3.
> Hij verwachtte dat hij de Zwitserse kampioenschappen wel zou kunnen winnen.

1. wel
2. niet

3.4 Geef aan of de bewering overeenkomt met de inhoud van alinea 2-3.
> Hij wilde goudsmid worden omdat hij graag creatief met zijn handen bezig is.

1. wel
2. niet

4. Welche Ergänzung passt in die Lücke in Zeile 38?

1. Dank
2. Statt
3. Trotz

5. „Ich bin … getrimmt wurde“
(Zeile 43-45)
Wat geht aus diesen Worten hervor?

1. Benedicts Arbeitgeber war von seinen WM-Aspirationen nicht gerade begeistert.
2. Den Beruf zu erlernen war Benedict wichtiger als die WM.
3. Die Teilnahme an den WM gehörte zu Benedicts Berufsausbildung.
4. Nur ein Sieg bei den WM wird Benedicts Anstrengung belohnen.

6. „Schmied der eigenen Medaille“ (Titel)
Welche Medaille ist hier gemeint?

1. Die Goldmedaille, die für den Weltmeister hergestellt wurde.
2. Eine Art Trostpreis, den Benedict für sich selbst herstellen kann.
3. Ein Schmuckstück, das Benedict für die WM hergestellt hat.

-ENDE-