Economie Oefentoets H2 Thuis en buitenhuis

Oefentoets H2 Thuis en buitenhuis
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Oefentoets H2 Thuis en buitenhuis

Slide 1 - Slide

Wat zijn behoeften?
A
Alles wat je nodig hebt.
B
Alles wat je zelf hebt.
C
Alles wat je graag wil hebben.
D
Alles wat je nodig hebt en wat je graag wil hebben.

Slide 2 - Quiz

Consumeren is …
A
Een bedrag opzijleggen voor een latere grote aankoop
B
Iets maken waarmee je in je eigen behoefte kan voorzien
C
het kopen van goederen of diensten
D
Invloed uitoefen op andere mensen om iets te kopen

Slide 3 - Quiz

Consumeren wordt beperkt door ...
A
gebrek aan geld
B
gebrek aan tijd
C
gebrek aan tijd en geld
D
wat je graag wilt hebben

Slide 4 - Quiz

Produceren is
A
verkopen aan consumenten
B
het maken van goederen
C
het leveren van diensten
D
het maken van goederen en het leveren van diensten

Slide 5 - Quiz

'Prioriteiten stellen' betekent...
A
kiezen wat je het leukst vindt
B
kiezen wat je het meest belangrijk vindt
C
kiezen wat je het lekkerst vindt
D
kiezen wat je het minst leuk vindt

Slide 6 - Quiz

Wat is onbetaalde productie
A
De productie op het wek
B
De productie die jezelf thuis doet
C
Een schoonmaakster thuis
D
Iemand die komt oppassen op de kinderen

Slide 7 - Quiz

De arbeid bij productie thuis
A
is betaald
B
is onbetaald

Slide 8 - Quiz

Je moet meer betalen
A
is een nadeel van thuis produceren
B
is een nadeel van productie door bedrijven

Slide 9 - Quiz

Waarvoor produceren
consumenten thuis?
A
voor de eigen behoeften
B
je kunt niet alles uitbesteden
C
om geld uit te geven
D
voor de eigen en elkaars behoeften

Slide 10 - Quiz

De productiefactoren zijn:
A
Natuur, aarde en arbeid
B
Natuur, arbeid en kapitaal
C
Natuur , kapitaal en grondstof
D
Arbeid en kapitaal

Slide 11 - Quiz

Om de kunnen produceren heb je de productiefactoren nodig. Machines vallen onder de productiefactor
A
Arbeid
B
Natuur
C
Kapitaal
D
Alle 3 de antwoorden zijn goed

Slide 12 - Quiz

Er zijn 3 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 13 - Quiz

Welke omschrijving hoort bij welke productiefactor?
arbeid

kapitaalgoederen
natuur
machines om hout te zagen en te bewerken
mensen om de machines te bedienen;
timmerhout.

Slide 14 - Drag question

Bekijk het staafdiagram. In welke maand was de nettowinst het laagst?
A
Januari
B
Februari
C
Maart
D
April

Slide 15 - Quiz

Staafdiagram.
Hoeveel leerlingen zitten er in deze klas?
A
8
B
28
C
25
D
30

Slide 16 - Quiz

Bekijk de cirkeldiagram.

Uit welk land importeren we het meest?
A
Duitsland
B
België
C
China
D
Verenigd Koninkrijk

Slide 17 - Quiz


Wat is het totaal van de sectoren?
A
44%
B
8%
C
16%
D
100%

Slide 18 - Quiz

Lijngrafiek
Staafdiagram
Cirkeldiagram

Slide 19 - Drag question


Stel: je smartphone die je op afbetaling hebt gekocht, laat je na 2 maanden op de grond vallen.  De telefoon is helemaal stuk. 
Moet je dan de resterende termijnen van je lening doorbetalen?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz