This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Winterurlaub
Du lernst Begriffe zum Thema Skifahren.
Slide 1 - Slide
Übersetze diese Wörter aus dem Text ins Deutsche: beter dan - dus - redenen comfortabel - moeilijker dan - soms Schrijf je antwoorden onder elkaar.
Slide 2 - Open question
Wie viele Vorteile hat Snowboarden über Skifahren laut der Autorin?
Slide 3 - Open question
Hören: Skifahren am Feldberg. Achte auf die Zahlen die Katrin nennt. 1) Welche Zahlen hörst du und wofür stehen sie? 2) Warum ist der Feldberg geeignet für Kinder?
Katrin
Slide 4 - Open question
Die Sortierung nach Farben beschreibt den Schwierigkeitsgrad einer Skipiste.
Mit einem Gefälle bis zu 25 Prozent ist dieser Pistentyp gut geeignet für AnfängerInnen.
Pistenmarkierungen zeigen einen mittleren Schwierigkeitsgrad an. Das Gefälle ist geringer als 40 Prozent. Die rote Piste ist damit für AnfängerInnen schon nicht mehr geeignet.
Diese Pisten sind den Profis vorbehalten. AnfängerInnen bringen sich auf dem Gefälle von mehr als 40 Prozent ernsthaft in Gefahr.
eine blaue Piste
eine rote Piste
eine schwarze Piste
Slide 5 - Drag question
Welche Wörter aus den vorigen Slides kennst du noch?
geeignet =
A
eigen
B
geschikt
C
glijden
Slide 6 - Quiz
'Die Piste' ist im Plural:
A
die Pisten
B
die Pistes
Slide 7 - Quiz
beginners =
A
Anfanger
B
Anfänger
C
Anfangers
Slide 8 - Quiz
NL>D: Geschikt voor beginners.
Slide 9 - Open question
bequem =
A
comfortabel
B
bekwaam
Slide 10 - Quiz
Wortschatz
Nimm dein Buch und übersetze die Wörter auf Seite 66 ins Niederländische.
Ik heb dit board voor u. Bij mijn collega (Kollege) kunt u betalen.
Dank u.
[...] Ik wil dit board huren en heeft u een kaart van het skigebied?
Ja, hier heeft u een kaart. U mag niet off-piste rijden.
Slide 18 - Slide
Rollenspiel Teil 2
SchulerIn A
SchülerIn B
Hoe wordt het weer?
Zonnig. Vannacht zal het sneeuwen.
Dan wil ik graag een skipas voor het hele gebied.
Geen probleem. Dat wordt samen 185,- Euro.
Kan ik pinnen.
Geen probleem.
Dank u.
Veel plezier!
Slide 19 - Slide
Lawinengefahr
Viele Lawinen in Skigebieten entstehen, weil Freerider außerhalb der Pisten fahren.
Was macht man dagegen in den Skigebieten?
Das wird im nächsten Text behandelt (vmbo-gtl).
Slide 20 - Slide
Was geht aus dem 1. Absatz hervor?
A
Auf alten Skipisten passieren die meisten Unfälle.
B
Jugendliche machen weite Reisen, um ihren Sport auszuüben.
C
Snowboarden ist viel gefährlicher als Ski fahren.
D
Wintersport-Interessen haben sich geändert.
Slide 21 - Quiz
Was beschreibt der 2. Absatz?
A
Das Ziel der Snow & Avalanche Awareness-Camps.
B
Den Unterschied zwischen den Snow & Avalanche Awareness-Camps und vergleichbaren Kursen.
C
Die Erfahrungen von Teilnehmern der Snow & Avalanche Awareness-Camps.
D
Die Teilnahmebedingungen der Snow & Avalanche Awareness-Camps.
Slide 22 - Quiz
“abseits der markierten Pisten” (alinea 2) Welke woordgroep uit deze alinea brengt hetzelfde tot uitdrukking? copy & paste het zinsdeel uit de tekst
Slide 23 - Open question
Geef van elk van de volgende beweringen over de Snow & Avalanche Awareness-Camps aan of deze juist of onjuist is volgens alinea 3.
Aanklikken = juist
A
Er wordt veel gebruik gemaakt van deze ‘Camps’.
B
Deelnemers moeten ook zelf een cursusonderdeel presenteren.
C
Terrein- en materiaalkennis maken onderdeel uit van de cursus.
D
De docenten slagen er goed in hun cursisten te boeien.
Slide 24 - Quiz
Welche Überschrift passt am besten zum 4. Absatz?
A
Die Angst überwinden
B
Materialprüfung
C
Rein in die Praxis
D
Wintersport für Profis
Slide 25 - Quiz
De uitdrukking ‘Hals- und Beinbruch’ is vermoedelijk de verbastering van het Jiddische ‘hatslokhe u brokhe’ dat zoiets betekent als ‘Veel geluk en zegen’. Het lijkt een wat tegengestelde wens, die toch echt bedoeld is om iemand, met name bij zakelijke activiteiten, ‘geluk en succes’ te wensen. Letterlijk vertaald betekent het 'hals- en beenbreuk'.
Tegenwoordig wordt de wens ook vaak uitgesproken voor iemand die op wintersport gaat. Wat is de Engelse versie van 'Hals und Beinbruch'?
Slide 26 - Open question
Fälle: Seite 114 im Buch Stap 1) bepaal het geslacht van het zelfstandig naamwoord Stap 2) kijk of er een voorzetsel voor het lidwoord staat. Stap 3) zoek het voorzetsel in de linker kolom en kies de juiste uitgang Stap 4) géén voorzetsel? Dan ontleden in onderwerp / meewerkend voorwerp / lijdend voorwerp en juiste uitgang kiezen
Ich fahre Ski mit _____ Freunden(mv).
A
mein
B
meine
C
meinen
Slide 27 - Quiz
Fälle: Seite 114 im Buch Stap 1) bepaal het geslacht van het zelfstandig naamwoord Stap 2) kijk of er een voorzetsel voor het lidwoord staat. Stap 3) zoek het voorzetsel in de linker kolom en kies de juiste uitgang Stap 4) géén voorzetsel? Dan ontleden in onderwerp / meewerkend voorwerp / lijdend voorwerp en juiste uitgang kiezen
Auf dies_____ Berg(m) gibt es gute Pisten.
A
dies
B
diese
C
dieser
D
diesem
Slide 28 - Quiz
Fälle: Seite 114 im Buch Stap 1) bepaal het geslacht van het zelfstandig naamwoord Stap 2) kijk of er een voorzetsel voor het lidwoord staat. Stap 3) zoek het voorzetsel in de linker kolom en kies de juiste uitgang Stap 4) géén voorzetsel? Dan ontleden in onderwerp / meewerkend voorwerp / lijdend voorwerp en juiste uitgang kiezen
Was hast du für dein_____ Skipass(m) bezahlt?
A
dein
B
deine
C
deinen
D
deinem
Slide 29 - Quiz
Fälle: Seite 114 im Buch Stap 1) bepaal het geslacht van het zelfstandig naamwoord Stap 2) kijk of er een voorzetsel voor het lidwoord staat. Stap 3) zoek het voorzetsel in de linker kolom en kies de juiste uitgang Stap 4) géén voorzetsel? Dan ontleden in onderwerp / meewerkend voorwerp / lijdend voorwerp en juiste uitgang kiezen
Ist das dein_____ Snowboard(o)?
A
dein
B
deine
C
deinem
D
deinen
Slide 30 - Quiz
Fälle: Seite 114 im Buch Stap 1) bepaal het geslacht van het zelfstandig naamwoord. Stap 2) kijk of er een voorzetsel voor het lidwoord staat. Stap 3) zoek het voorzetsel in de linker kolom en kies de juiste uitgang. Stap 4) géén voorzetsel? Dan ontleden in onderwerp / meewerkend voorwerp / lijdend voorwerp en juiste uitgang kiezen
Wir fahren mit (deze) _____ Skilift(m) nach oben.
A
diesem
B
dieser
C
diese
Slide 31 - Quiz
Fälle: Seite 114 im Buch Stap 1) bepaal het geslacht van het zelfstandig naamwoord. Stap 2) kijk of er een voorzetsel voor het lidwoord staat. Stap 3) zoek het voorzetsel in de linker kolom en kies de juiste uitgang. Stap 4) géén voorzetsel? Dan ontleden in onderwerp / meewerkend voorwerp / lijdend voorwerp en juiste uitgang kiezen