Beter lezen les 8

Begrijpend lezen les 8
De bus
1 / 45
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Begrijpend lezen les 8
De bus

Slide 1 - Slide

de bus

Slide 2 - Slide

gapen

Slide 3 - Slide

uitstappen

Slide 4 - Slide

dromen

Slide 5 - Slide

Wij lezen het verhaal

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Kies het goede woord!

Slide 8 - Slide

wat is goed?
A
de bus
B
zij gaapt
C
zij slaapt
D
de arm

Slide 9 - Quiz

wat is goed?
A
de bus
B
zij gaapt
C
zij slaapt
D
de arm

Slide 10 - Quiz

wat is goed?
A
zij slaapt
B
zij gaapt
C
de bus
D
de arm

Slide 11 - Quiz

wat is goed?
A
zij slaapt
B
de arm
C
de bus
D
zij gaapt

Slide 12 - Quiz

Wat is goed?

Slide 13 - Slide

zij slaapt
zij gaapt
de bus
de arm

Slide 14 - Drag question

zij slaapt
zij gaapt
de bus
de arm

Slide 15 - Drag question

zij slaapt
zij gaapt
de bus
de arm

Slide 16 - Drag question

zij slaapt
zij gaapt
de bus
de arm

Slide 17 - Drag question

We lezen het verhaal!

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Waar of niet waar?

Slide 20 - Slide

Leila komt uit Somalië.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Leila zit in de klas.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Leila slaapt in de bus.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Leila stapt uit in haar straat.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Een meisje maakt haar wakker.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Lees de zinnen goed.

Slide 26 - Slide

Welke zin is goed?
A
De jongen gaapt.
B
Leila gaapt.

Slide 27 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Zij droomt over Somalië.
B
Zij gaat naar Somalië.

Slide 28 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Nederland is een land.
B
Amsterdam is een land.

Slide 29 - Quiz

Welke zin is goed?
A
De bus is leeg.
B
De tas is leeg.

Slide 30 - Quiz

Welke zin is goed?
A
De bus is wakker.
B
Leila is wakker.

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Lees goed.
Kies het goede woord.
Typ het woord!

Slide 33 - Slide

Leila zit in de
auto/ bus/ tuin.

Slide 34 - Mind map

Het is warm in de bus.
Leila is
ziek/ moe/ blij.

Slide 35 - Mind map

Zij
rijdt/ lacht/ gaapt.

Slide 36 - Mind map

De bus stopt in de
straat/ tuin/ stad
van Leila .

Slide 37 - Mind map

Zij drinkt/ praat/ slaapt.
Zij droomt over Somalië.

Slide 38 - Mind map

Leila leest/ stapt/ werkt niet uit.

Slide 39 - Mind map

Dan pakt een man haar
arm/ been/ tas.

Slide 40 - Mind map

Leila is nu
blij/ beter/ wakker.

Slide 41 - Mind map

Zij kijkt.
De bus is
leeg/ vol/ weg.

Slide 42 - Mind map

Alle mensen zijn weg.
Waar is zij?
Leila ziet/ hoort/ weet het niet.

Slide 43 - Mind map

Wij vertellen het verhaal.

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide