Beter lezen 8

Beter lezen 8
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Beter lezen 8

Slide 1 - Slide

Zijn we er allemaal?

Stop je je telefoon in je zakkie in je tas?

Heb je je spullen klaarliggen?

Heb je je huiswerk gemaakt?
De afspraken

Slide 2 - Slide

Doel:
Ik kan de tekst lezen.
Ik begrijp de tekst.
Ik kan vragen beantwoorden over de tekst.
Ik kan de tekst na vertellen.
Beter lezen 

Slide 3 - Slide

de bus

Slide 4 - Slide

gapen

Slide 5 - Slide

uitstappen

Slide 6 - Slide

dromen

Slide 7 - Slide

1. lezen

2. vertalen

3. onderstreep  
personen
zelfstandige naamwoorden
werkwoorden

4. lezen

5. vragen maken

Slide 8 - Slide

wat is goed?
A
de bus
B
zij gaapt
C
zij slaapt
D
de arm

Slide 9 - Quiz

wat is goed?
A
de bus
B
zij gaapt
C
zij slaapt
D
de arm

Slide 10 - Quiz

wat is goed?
A
zij slaapt
B
zij gaapt
C
de bus
D
de arm

Slide 11 - Quiz

wat is goed?
A
zij slaapt
B
de arm
C
de bus
D
zij gaapt

Slide 12 - Quiz

Wat is goed?

Slide 13 - Slide

zij slaapt
zij gaapt
de bus
de arm

Slide 14 - Drag question

zij slaapt
zij gaapt
de bus
de arm

Slide 15 - Drag question

zij slaapt
zij gaapt
de bus
de arm

Slide 16 - Drag question

zij slaapt
zij gaapt
de bus
de arm

Slide 17 - Drag question

Waar of niet waar?

Slide 18 - Slide

Leila komt uit Somalië.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Leila zit in de klas.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Leila slaapt in de bus.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Leila stapt uit in haar straat.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Een meisje maakt haar wakker.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Lees de zinnen goed.

Slide 24 - Slide

Welke zin is goed?
A
De jongen gaapt.
B
Leila gaapt.

Slide 25 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Zij droomt over Somalië.
B
Zij gaat naar Somalië.

Slide 26 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Nederland is een land.
B
Amsterdam is een land.

Slide 27 - Quiz

Welke zin is goed?
A
De bus is leeg.
B
De tas is leeg.

Slide 28 - Quiz

Welke zin is goed?
A
De bus is wakker.
B
Leila is wakker.

Slide 29 - Quiz

Lees goed.
Kies het goede woord.
Typ het woord!

Slide 30 - Slide

Leila zit in de
auto/ bus/ tuin.

Slide 31 - Mind map

Het is warm in de bus.
Leila is
ziek/ moe/ blij.

Slide 32 - Mind map

Zij
rijdt/ lacht/ gaapt.

Slide 33 - Mind map

De bus stopt in de
straat/ tuin/ stad
van Leila .

Slide 34 - Mind map

Zij drinkt/ praat/ slaapt.
Zij droomt over Somalië.

Slide 35 - Mind map

Leila leest/ stapt/ werkt niet uit.

Slide 36 - Mind map

Dan pakt een man haar
arm/ been/ tas.

Slide 37 - Mind map

Leila is nu
blij/ beter/ wakker.

Slide 38 - Mind map

Zij kijkt.
De bus is
leeg/ vol/ weg.

Slide 39 - Mind map

Alle mensen zijn weg.
Waar is zij?
Leila ziet/ hoort/ weet het niet.

Slide 40 - Mind map

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Wij vertellen het verhaal.

Slide 46 - Slide

Heb ik de doelen behaald?
Ik kan de tekst lezen.
Ik begrijp de tekst.
Ik kan vragen beantwoorden over de tekst.
Ik kan de tekst na vertellen.
Hoe was de les?
Wat is mijn huiswerk?
Beter lezen 

Slide 47 - Slide