6.2 het oog

biologie 6.2 - het oog
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

biologie 6.2 - het oog

Slide 1 - Slide

TO DO 
les 1          * daar zijn we weer! start met klein experimentje

les 2         * werken aan 6.2 HET OOG
       3         * nabespreken en starten 6.3 gedrag!               komt voor uit prikkels!
       
les 4         * maken opdrachten 6.3 en 6.4
       5         * bespreken 6.3 en 6.4
               



Slide 2 - Slide

blz 98 - Beschrijf en TEKEN wat er gebeurt bij de pupilreflex.

Slide 3 - Slide

LEERDOELEN
* je kunt de beeldvorming door ooglenzen beschrijven 

* je kunt de pupilreflex toelichten

* je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven

* je kunt toelichten hoe je diepte kan zien

Slide 4 - Slide

zelf aan de slag
Pak je BINAS erbij!

Maak de opdrachten van 6.2.
WE WERKEN IN STILTE. 

Hierna testen we onze kennis met LessonUp vragen. 


timer
20:00

Slide 5 - Slide

BEGRIPPENLIJST blz 70-72
harde oogvlies
hoornvlies
iris
pigmenten
pupil
glasachtig lichaam
vaatvlies
oogkamer 
ooglens
straalvormig lichaam
netvlies
gele vlek
blinde vlek

Slide 6 - Slide

Welk type receptoren liggen er
in het oog? blz 78

Slide 7 - Open question

In welke laag liggen de fotoreceptoren?
A
harde oogvlies
B
vaatvlies
C
netvlies

Slide 8 - Quiz

Hoe noemen we de plek in het oog waar de meeste kleurgevoelige fotoreceptoren liggen?

Slide 9 - Open question

Welke typen lichtgevoelige cellen ken je?

Slide 10 - Open question

Kijk naar de ster en beweeg van&naar je blaadje. 
Wat kan je aantonen met deze illusie?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

BEGRIPPENLIJST 
gezichtcentra in de hersenen
straalvormig lichaam en lensbandjes

positieve lens - convergeren
negatieve lens - divergeren

bijziend
verziend
LET OP:
Er zijn nog meer begrippen maar die bespreken we niet!
Je moet ze wel kennen.

Slide 14 - Slide

Hoe heet de afstand vanaf de lens tot aan het netvlies ('het scherm')?

Slide 15 - Open question

beeldvorming - blz 72 - 74
* omgekeerd en verkleind
* accommoderen = lens platter of boller te maken

Slide 16 - Slide

Wat doen de lichtstralen hier
na de lens?
A
convergeren
B
divergeren
C
parallel lopen
D
1,5 meter afstand houden

Slide 17 - Quiz

pupilreflex
Neem dit plaatje over en vervang de Engelse woorden door de Nederlandse termen.

Slide 18 - Slide

accommoderen 
Beeld moet op netvlies vallen.

PLATTE LENS
weinig convergerend
→ lichtstralen naar elkaar toe

BOLLE LENS
veel convergerend
beeld veraf
beeld dichtbij

Slide 19 - Slide

accomoderen = vervorming lens

Slide 20 - Slide

bijziend en verziend - blz 76
bijziend → beeldpunt voor netvlies
verziend → beeldpunt achter netvlies

Hou hier nog 2 regels per woord open: er komen nog meer kenmerken. 

Slide 21 - Slide

Wat kan er aan de hand zijn met je oog als je bijziend bent?
(Geef twee mogelijke oorzaken voor bijziendheid.)

Slide 22 - Open question

bijziend en verziend
bijziend
je ziet veraf onscherp + dichtbij goed
* lens te bol of oogbol te lang → brandpunt voor netvlies

verziend
* je ziet dichtbij onscherp + veraf goed
* lens is te plat of oogbol te kort → brandpunt achter netvlies


Slide 23 - Slide

Hoe noemen we het type lens die je kan helpen bij verziendheid?
(Hoe noem je een lens die stralen doet convergeren?)
A
bolle, positieve lens
B
holle, negatieve lens
C
bolle, negatieve lens
D
holle, positieve lens

Slide 24 - Quiz

positieve en negatieve lens
NEGATIEVE LENS → lichtstralen worden naar buiten gebogen (divergeren)
POSITIEVE LENS → lichtstralen worden naar binnen gebogen (convergeren)

Slide 25 - Slide

bijziend en verziend
bijziend
je ziet veraf onscherp + dichtbij goed
* lens te bol of oogbol te lang → brandpunt voor netvlies
* correctie met negatieve lens → lichtstralen iets divergeren

verziend
* je ziet dichtbij onscherp + veraf goed
* lens is te plat of oogbol te kort → brandpunt achter netvlies
* correctie met positieve lens → lichtstralen iets convergeren

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

BEGRIPPENLIJST blz 77-80
staafjes
kegeltjes
optisch chiasma
stereoscopie

Slide 28 - Slide

samenwerken van twee ogen
* optisch chiasma (2)
= kruising van de zenuwen

* gezichtscentrum links - info rechterkant gv
gezichtscentrum rechts - info linkerkant gv

* beelden hebben overlap en worden gecombineerd: hierdoor zie je diepte (stereoscopie).

Slide 29 - Slide

diepte zien - afbeelding 19

* De beelden van het rechtergedeelte van beide ogen gaan naar het linkergezichtscentrum. En vice versa. Het rechterbeeld van het linkeroog verschilt iets van het rechterbeeld van het rechteroog.

* Door de beelden van beide gezichtscentra te vergelijken weet je hoever een voorwerp zich van jou bevindt.

* Om dit mogelijk te maken moeten de oogzenuwen elkaar deels kruisen, die kruising heet het optisch chiasma.

Slide 30 - Slide

LEERDOELEN 6.2
* je kunt de beeldvorming door ooglenzen beschrijven 

* je kunt de pupilreflex toelichten

* je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven

* je kunt toelichten hoe je diepte kan zien

Slide 31 - Slide

LEERDOELEN 6.3
* je kan toelichten wat gedrag is

* je kunt toelichten hoe gedrag is ingedeeld
(gedragselement, gedragsketen, gedragssysteem)

* je kunt uitleggen hoe je gedrag kan onderzoeken 


Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

TO DO - deze week


di            * afmaken werkblad oog + bespreken (accomoderen en lenswerking)
                * werken aan 6.3
woe       * 6.3 bespreken 
                * werken aan 6.3 en 6.4 (focus op leerdoelen)
do          * repetitie H5 - bezoek biologiepagina.nl en www.bioplek.org
                                             - bekijk de filmpjes van de ELO

DONDERDAG 23 MEI - repetitie H5
DINSDAG 4 JUNI - SO begrippen deel II 
BEGRIPPEN BOEK 4A EN BOEK 4B TOT DE STREEP

Slide 43 - Slide