Koolstofchemie basis

Koolstofchemie
basis
alkanen, alkenen, alkylgroepen, telwoorden, 
(on)verzadigd, (on)vertakt, isomerie
1 / 29
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-6

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Koolstofchemie
basis
alkanen, alkenen, alkylgroepen, telwoorden, 
(on)verzadigd, (on)vertakt, isomerie

Slide 1 - Slide

Alkanen
  • Naam = stam + aan 
  • Algemene formule: CnH2n+2
  • Koolstofketen met alleen enkele bindingen tussen C-atomen.
  • Voorbeeld: methaan 

Slide 2 - Slide

Alkenen
  • Naam = stam + een 
  • Algemene formule: CnH2n
  • Koolstofketen met een dubbele binding tussen C-atomen.
  • Voorbeeld: Etheen 

Slide 3 - Slide

Naamgeving koolstofchemie
Stappenplan:
  1. Zoek en benoem de langste aaneengesloten koolstofketen. Dit is de stamnaam (hoofdketen).
  2. Zoek en benoem de zijgroepen
  3. Geef de zijgroepen plaatsnummers (tel vanaf kant met laagste plaatsnummer) en geef telwoorden (hoe vaak komt dezelfde groep voor).

Slide 4 - Slide

Stamnaam
Een molecuul heeft altijd een hoofdketen.
Dit is de langst mogelijke rij koolstofatomen.
Het aantal koolstofatomen en de soort bindingen
bepaalt de stamnaam van het molecuul.

Slide 5 - Slide

Zijgroepen
  • In de hoofdketen van een koolwaterstof zitten alleen koolstofatomen en waterstofatomen.
  • Deze koolstofatomen moeten achter elkaar zitten, anders zijn ze geen onderdeel van de hoofdketen.
  • Alles dat niet in de hoofdketen zit is een zijgroep.
  • Voorbeelden van zijngroepen: Alkylgroepen, Halogenen, of OH-groepen

Slide 6 - Slide

Alkylgroepen
  • Een koolstofketen als zijgroep noem je een alkylgroep.
  • Aantal C van zijgroep krijgt zelfde stamnaam als in hoofdketen, en eindigt op -yl.
  • Alkylgroep komt voor de naam van de hoofdketen.
  • Voorbeeld: (2-)methylbutaan.
  • In dit geval kun je het cijfer 2 weglaten, omdat de 
methylgroep alleen op C2 kan zitten.

Slide 7 - Slide

Meerdere dezelfde alkylgroepen
  • Bij meerdere dezelfde alkylgroepen gebruik je telwoorden (di, tri etc.).
  • Elke zijgroep krijgt een eigen nummer.
  • Voorbeeld: 2,3-dimethylpentaan.

Slide 8 - Slide

Meerdere verschillende alkylgroepen
  • Bij verschillende zijgroepen geef je de namen van de zijgroepen op alfabetische volgorde (negeer hierbij telwoorden).
  • Elke zijgroep krijgt een eigen nummer.
  • Voorbeeld: 3-ethyl-2-methylpentaan.

Slide 9 - Slide

Halogeenalkanen
halogeenalkanen: alkanen waarin
minimaal één H-atoom vervangen
is door een halogeenatoom.


bijvoorbeeld:
trichloormethaan
(waarom staan hier niet de plaatsnummers)?

Slide 10 - Slide

Alcoholen
alcohol: een koolstofverbinding waarin de karakteristieke groep: -O-H aanwezig is. Een alkaan met een alcoholgroep noem je ook wel een alkanol.

Alcoholen hebben -ol als achtervoegsel.


Slide 11 - Slide

Isomeren
  • Isomeren hebben dezelfde molecuulformule,
    maar een andere structuurformule.
  • Verschillende structuurformule = andere stofeigenschappen.
  • Niet verwarren met isotopen!
  • Vb: butaan en methylpropaan (C4H10).

Slide 12 - Slide


Welke soorten atomen komen voor in koolwaterstoffen
A
C en O
B
C en H
C
C, H en O
D
C, H, O en N

Slide 13 - Quiz


Welke stof behoort tot de groep van stoffen met de algemene formule: CnH2n + 2
A
alkaan
B
alkeen
C
aardolie
D
koolstofdioxide

Slide 14 - Quiz


Wat geldt voor de verhouding tussen het aantal 
C-atomen en het aantal
H-atomen in alkenen
A
aantal C: 1 aantal H: 1
B
aantal C: 2 aantal H: 1
C
aantal C: 1 aantal H: 2
D
aantal C: 3 aantal H: 2

Slide 15 - Quiz


Welke formule kan de formule van een alkaan zijn?
A
C3H6
B
C2H2
C
C5H8
D
C4H10

Slide 16 - Quiz


Wat betekent het voorvoegsel tri?
A
3
B
1
C
4
D
2

Slide 17 - Quiz


In de structuurformule van C-C-C=C zijn de waterstofatomen weggelaten.
Hoeveel waterstofatomen bevat een molecuul van de stof met deze structuurformule?

A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 18 - Quiz


Welk stamdeel hoort bij 8 C-atomen?
A
oct
B
hept
C
dec
D
non

Slide 19 - Quiz

Wat moet op de open plekken worden ingevuld?
C6H14        +        O2     -->        CO2        +        H2O
Coëfficiënt getallen waar je uit kunt kiezen:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20

Slide 20 - Drag question

Een alkaan bevat 30 H-atomen. Hoeveel C-atomen bevat dit alkaan?
A
14
B
60
C
15
D
120

Slide 21 - Quiz


Een koolwaterstof heeft de molecuulformule C18H38. Wat voor soort koolwaterstof is dit?
A
alkaan
B
alkeen
C
geen van beide

Slide 22 - Quiz


A
dit is een alkaan
B
dit is een alkeen

Slide 23 - Quiz

Versleep de onderdelen naar de juiste plek.
Verzadigd
Onverzadigd
Alkanen
Alkenen
Enkelvoudige binding tussen C-atomen
1 of meer dubbele bindingen tussen C-atomen

Slide 24 - Drag question


De koolwaterstoffen die hiernaast staan horen bij dezelfde groep. Welke groep is dit?
A
alkanen
B
alkenen
C
alcoholen

Slide 25 - Quiz

Geef de naam van het molecuul.
A
Ethaan
B
Propaan
C
Butaan
D
Pentaan

Slide 26 - Quiz

Geef de naam van het molecuul.

Slide 27 - Open question

Geef de juiste systematische naam

Slide 28 - Open question

Teken 3 isomeren van C5H10.

Slide 29 - Open question