What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Thema 4, week 1 Les 2 Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
1 / 26
next
Slide 1:
Video
Taal
Basisschool
Groep 5
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Welk woord hoort op de lege plek?
Hij ........ naar school.
A
loop
B
loopt
C
lopen
Slide 2 - Quiz
Welk woord hoort op de lege plek?
Wij ........ naar muziek.
A
luister
B
luistert
C
luisteren
Slide 3 - Quiz
Welk woord hoort op de lege plek?
Ik ........ mijn zusje huilen.
A
hoor
B
hoort
C
horen
Slide 4 - Quiz
lesdoel
Ik leer hoe ik een werkwoord kan aanpassen op het onderwerp in de tegenwoordige tijd.
Ik loop
Hij loopt
Wij lopen
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Juf doet het voor
werkwoord:
WORDEN
Ik-vorm
ik word
hij-vorm
ik-vorm +
t
hij word
t
wij vorm
hele werkwoord
wij worden
Slide 9 - Slide
Nu samen
werkwoord:
maken
Ik-vorm
ik
hij-vorm
ik-vorm +
t
wij vorm
hele werkwoord
Slide 10 - Slide
Nu jullie
werkwoord:
SCHRIJVEN (
denk AAN DE V/F)
Ik-vorm
ik
hij-vorm
ik-vorm +
t
hij
wij vorm
hele werkwoord
wij
Slide 11 - Slide
Nu jij
werkwoord:
BRANDEN
Ik-vorm
ik
hij-vorm
ik-vorm +
t
hij
wij vorm
hele werkwoord
wij
Slide 12 - Slide
Welke regel hoort bij de wij-vorm
A
de ik-vorm + t
B
het hele werkwoord
Slide 13 - Quiz
Welke regel hoort bij de hij-vorm?
Slide 14 - Open question
A
drink (ik-vorm)
B
drinkt (hij-vorm)
C
drinken (hele werkwoord)
Slide 15 - Quiz
A
vier (ik-vorm)
B
viert (hij-vorm)
C
vieren (hele werkwoord)
Slide 16 - Quiz
A
blaf (ik-vorm)
B
blaft (hij-vorm)
C
blaffen (hele werkwoord)
Slide 17 - Quiz
In welke vorm staat het werkwoord?
Hij
blaft
naar zijn baas.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 18 - Quiz
ik-vorm
hij-vorm
wij-vorm
Jan en Joke
lopen
op straat.
Ik
loop
op straat.
De hond
loopt
op straat.
Slide 19 - Drag question
In welke vorm staat het werkwoord?
Zij
bakken
lekkere koekjes.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 20 - Quiz
In welke vorm staat het werkwoord?
Ik
plak
mijn fietsband.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
Slide 21 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het werkwoord in deze zin?
A
speel
B
speelt
C
spelen
Slide 22 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het werkwoord in deze zin?
A
speel
B
speelt
C
spelen
Slide 23 - Quiz
ik-vorm
hij-vorm
wij-vorm
Die mensen
wonen
in een groot huis.
Ik
woon
in een klein huis.
Mijn vriendin
woont
in een oud huis.
Slide 24 - Drag question
Slide 25 - Slide
Wat heb jij vandaag geleerd?
Slide 26 - Open question
More lessons like this
Taal thema 4 week 1 les 2
December 2020
- Lesson with
19 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Taal thema 4 les 16
January 2021
- Lesson with
13 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
werkwoorden
April 2023
- Lesson with
16 slides
Meneer Terlouw - Werkwoorden
29 days ago
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Basisschool
ISK
Groep 1-4
HA - week 41- Les 1 - Spelling werkwoorden
October 2020
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les over persoonsvorm en onderwerp
September 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
19. Thema 4, week 1 Les 4 - sterke werkwoorden
November 2021
- Lesson with
38 slides
Spelling
Basisschool
Groep 7
verrijkte taalles werkwoordsuitgang
March 2023
- Lesson with
13 slides
Taal
Basisschool
Groep 6