Woorden DISK thema 2 gemeente-morgen

Wat gaan we doen?
  • Hw. Controle
  • DISK thema 2: woorden + zelf vertalen
  • Werken werkboek
  • Woordenschatbingo
  • Taak 6
  • Werken laptop
  • Kahoot
  • Woordspelletje
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
  • Hw. Controle
  • DISK thema 2: woorden + zelf vertalen
  • Werken werkboek
  • Woordenschatbingo
  • Taak 6
  • Werken laptop
  • Kahoot
  • Woordspelletje

Slide 1 - Slide

Wat ga ik leren?

  • Je leert nieuwe woorden bij 'bellen en mailen'.
  • Je leert een afspraak te maken en af te zeggen.




Slide 2 - Slide

Huiswerk controle!

Werkboekje DISK.

Slide 3 - Slide

Woorden DISK thema 2 gemeente-morgen

Slide 4 - Slide

de gemeente
  • stuk land + een stad en dorpen in de buurt
  • de burgemeester is de baas, hij/zij bestuurt de gemeente.
  • de gemeente - de gemeenten 
  • zin: Ik woon in de gemeente      Den Helder.

Slide 5 - Slide

het gesprek
  • twee of meer mensen praten met elkaar 
  • synoniem: de conversatie
  • een gesprek voeren/hebben
  • het gesprek -   de gesprekken 
  • zin: Ik heb morgen een gesprek.

Slide 6 - Slide

goed = good

Slide 7 - Slide

halen
  • meenemen naar hier 
  • werkwoord: ik haal - wij halen
  • zin: Ik haal mijn zusje van school.
  • zin: Zij haalt haar boek uit de tas.
  • zin: Wij halen patat, lekker!

Slide 8 - Slide

keer

Slide 9 - Slide

komen
  • naar deze plaats gaan
  • komen uit
  • werkwoord
  • ik kom - wij komen
  • zin: Ik kom morgen niet op school omdat ik een afspraak heb. 
  • zin: Kom eens hier.

Slide 10 - Slide

krijgen
  • je mag iets hebben
  • gratis
  • werkwoord
  • zin: Ik krijg een snoepje. 
  • zin: Zij krijgen een kado.

Slide 11 - Slide

laat
  • niet op tijd

  • (te) laat <--> (te) vroeg

  • zin: Ik ben te laat op school.
  • zin: De docent gaat laat naar huis.
23

Slide 12 - Slide

makkelijk
  • kost weinig moeite
  • eenvoudig
  • makkelijk < -- > moeilijk
  • zin: Deze opdracht is makkelijk.
  • zin: Ik vind lezen makkelijk. 

Slide 13 - Slide

moeilijk
  • kost veel moeite
  • lastig
  • niet makkelijk 
  • zin: Deze sommen zijn moeilijk.
  • zin: Netjes werken is moeilijk.

Slide 14 - Slide

luisteren
  • horen
  • ik luister - wij luisteren 
  • zin: Ik luister naar mooie muziek.
  • zin: Wij luisteren naar de docent.

Slide 15 - Slide

moeten
  • nodig
  • verplicht
  • werkwoord
  • zin: Wij moeten elke dag naar school.
  • zin: Ik moet goed mijn best doen. 

Slide 16 - Slide

morgen
  • de dag na vandaag 
  • zin: Ik ga morgen op verhuizen.
  • zin: Morgen ben ik jarig.

Slide 17 - Slide