Les 4

Les 4
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NT2HBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 4

Slide 1 - Slide


                         + h - n         




                              h = v                                      g = v


       
                         k = w  
       

Slide 2 - Slide

Wat betekent dit spreekwoord?

Gebruik je dit spreekwoord ook in jouw land?

In welke situatie kunnen we dit spreekwoord gebruiken?

Slide 3 - Slide

Challenge:

- Vraag hoe het gaat met iemand en vertel hoe het gaat. Gebruik steeds een andere zin.

- Bestel iets in het Nederlands en vraag om de rekening in het Nederlands.

- Zet een voorstel in de app. Bijvoorbeeld om samen te barbecuen. Gebruik 'zullen'.

Slide 4 - Slide


Hoe is het gegaan met de challenge?

Geef steeds verschillende antwoorden


Hoe gaat het? :)
Hoe is het?  :)
Alles goed? :)
Hoe gaat het met jou? :(
Hoe is het met jou? :(

Slide 5 - Slide

We zitten op een terras.
Je wilt iets bestellen voor ons.
Wat zeg je?

A = klant
- groet
- Vraag of je iets mag bestellen
- Vertel wat je wilt bestellen
- Bedank
- Vraag om de rekening
- Bedank en groet

B = ober/ bediende
- groet terug
- Zeg dat dat kan en vraag wat hij/ zij wil bestellen
- Zeg dat het eraan komt (Het komt eraan) en breng de bestelling
- Geef een reactie
- Geef de rekening
- Bedank en groet terug



Slide 6 - Slide

Samen tekst lezen blz. 71

Wie is er aan de beurt?

Maak opdracht 1 

Slide 7 - Slide

Zet een voorstel in de app met zullen.




Zullen we zondag gaan barbecuen?


Zullen we donderdag naar het strand gaan?


Zullen we volgende week maandag naar het café gaan?

Slide 8 - Slide

Bij de groenteboer. Wat zie je?
Kijk op blz. 73

Slide 9 - Open question


Slide 10 - Open question


Slide 11 - Open question


Slide 12 - Open question


Slide 13 - Open question


Slide 14 - Open question


Slide 15 - Open question


Slide 16 - Open question


Slide 17 - Open question


Slide 18 - Open question


Slide 19 - Open question

Fruit

Slide 20 - Open question


Slide 21 - Open question


Slide 22 - Open question


Slide 23 - Open question

5.4     singularis                   pluralis  blz. 74

-en:    fiets                             fietsen
           telefoon                      telefoons

-s:       feestje                         feestjes
            

- 's:     pizza                             pizza's ( Na een a, i, o, u, y)
           café                               cafés


Opdracht 3 blz. 75

Slide 24 - Slide

Onregelmatige werkwoorden:
hebben                                                           zijn


ik
heb
jij, je,
hebt
u
hebt/ heeft
hij, 
zij, ze,
het
heeft
wij, we
hebben
jullie 
hebben
zij, ze
hebben
ik
ben
jij, je
bent
u
bent
hij, 
zij, ze,
het
is
wij, we
zijn
jullie
zijn
zij, ze

zijn

Slide 25 - Slide

(Zijn)
Jij ......... de laatste tijd wel erg laat.
A
ben
B
bent

Slide 26 - Quiz

(Hebben)
Zij (singular)
A
hebt
B
heeft

Slide 27 - Quiz

(Zijn)
Ik ......... jarig vandaag.
A
ben
B
is

Slide 28 - Quiz

(Hebben)
U ........... geen tijd helaas.
A
hebt
B
hebben

Slide 29 - Quiz

Teksthttps://nt2taalmenu.nl/nt2-a1-grammatica-menuwerkwoorden/

Oefenen met NT2
niveau A1 spreken: Wat zeg je als je iemand tegenkomt op straat?

Slide 30 - Slide


Opdracht 4

Challenge voor de volgende keer:

Koop iets op de markt in het Nederlands.
Welke zinnen gebruik je?
Maak een foto van de producten die je hebt gekocht.
Vraag aan de groenteboer hoe het met hem gaat.

Slide 31 - Slide