This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Evolutie theorie
Slide 1 - Slide
Wat is evolutie
De ontwikkeling van het leven waarbij soorten ontstaan, veranderen of verdwijnen
Slide 2 - Slide
evolutie theorie.
de evolutie theorie gaat uit van de volgende onderdelen:
-mutaties: verandering in genotype
-natuurlijke of kunstmatige selectie
-ontstaan nieuwe soorten door aanpassingen aan het milieu.
Slide 3 - Slide
Darwin.
Darwin heeft de evolutietheorie bedacht.
evolutie betekend ontwikkelen van leven op aarde doormiddel van mutaties en overlevingskansen.
Slide 4 - Slide
Mutaties
Een mutatie = een verandering van een deel van het chromosoom, waardoor het genotype veranderd
mutatie in een lichaamscel is niet zichtbaar in het fenotype
mutatie in een bevruchte eicel is meestal wel zichtbaar
mutatie zichtbaar--> mutant
Is een mutatie nuttig => mutatie blijft
Is een mutatie niet nuttig => dier heeft een kleinere kans om te overleven dus kan de mutatie niet doorgeven
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
verandering door natuurlijke selectie
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Video
Natuurlijke selectie
Soorten die beter aangepast zijn aan de
omgeving zullen een grotere overlevingskans
hebben.
Slide 10 - Slide
Voorbeeld van natuurlijke selectie
(survival of the fittest)
van evolutie
Slide 11 - Slide
3. Vul de tekst aan.
geloven dat de
afstammen van andere
Zo'n langzame
noemen we
................................
..........................
....................
..................
................
ontwikkeling
diersoorten
evolutie
biologen
mensen
Slide 12 - Drag question
Natuurlijke selectie is noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
Mutaties zijn niet noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Wie heeft de evolutie van mens en dier ontdekt?
A
Columbus
B
Darwin
C
Marco Polo
D
Einstein
Slide 15 - Quiz
Waarvan spreken we als het gaat om het sterkste dier overleeft?
A
Isolatie
B
Natuurlijke selectie
C
Kunstmatige selectie
Slide 16 - Quiz
Het proces waarbij organismen zich aanpassen aan hun omgeving noem je...?
A
Ecologie
B
Charles Darwin
C
Survival of the fittest
D
Evolutie
Slide 17 - Quiz
Wat is GEEN belangrijk sleutelbegrip bij evolutie?
A
Omgeving
B
Generaties
C
Het aangepast zijn van soorten
D
Leergedrag van dieren
Slide 18 - Quiz
Hoe noem je het proces dat ervoor zorgt dat organismen van dezelfde soort steeds meer van elkaar gaan verschillen?
A
evolutie
B
evolutietheorie
C
isolatie
D
dat bestaat niet
Slide 19 - Quiz
Darwin had het over 'survival of the fittest' Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?
A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent
Slide 20 - Quiz
In de afbeelding is in een stamboom weergegeven hoe verschillende groepen roofdieren zich volgens de evolutietheorie hebben ontwikkeld Drie groepen roofdieren zijn: de hondachtigen, de wasbeerachtigen en de zeehonden. Aan welke van deze groepen zijn de beren het meest verwant volgens de informatie?
A
aan de hondachtigen
B
aan de wasbeerachtigen
C
aan de zeehonden
Slide 21 - Quiz
Wat is geen evolutie
A
Telefoons die steeds sneller worden.
B
Mensen worden steeds langer
C
Huiskatten worden steeds liever
D
De gemiddelde Nederlander wordt dikker.
Slide 22 - Quiz
Hoe heette het principe dat volgens Darwin de drijvend kracht achter de evolutie is?
A
Natuurlijke extinctie
B
Natuurlijke selectie
C
Natuurlijke sequentie
D
Natuurlijke reproductie
Slide 23 - Quiz
Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld? (kies de beste uitleg)
A
Dat mensen van de apen afstammen
B
Dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben.
C
Dat er door micro-evolutie nieuwe soorten zijn ontstaan