Nederland Diglin zinnen maken

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Pak je schrift

Turks: Defterini al

Koerdisch (Kurmanji): Lîstokê xwe bigire

Oekraïens: Візьми свій зошит

Engels: Take your notebook

Zinnen maken

Nederland heeft meer dan 16 miljoen inwoners.

Al die mensen wonen in een stad of dorp.

In de stad zijn veel hoge gebouwen.

Het zijn vaak kantoren en flats.

In een flat wonen veel gezinnen bij elkaar.

In de stad is het verkeer heel druk.

Er zijn veel auto’s, bussen, fietsers en voetgangers.

Bij een dorp wonen boeren.

Nederland

mensen

stad

dorp

gebouwen

flat          flats

gezin

gezinnen

verkeer

auto    auto's

fiets       fietsen

voetganger   voetgangers

bus     bussen

boer   boeren

Waar woon jij?

1. Ik woon op Nederland.
2. Ik woon in Nederland

In Nederland wonen ........................... mensen.

1. weinig
2. veel

In ................. wonen veel mensen.

1. de stad
2. het dorp

Het dorp is ................

1. klein
2. groot

Een flat is een ................ gebouw.

1. school
2. laag
3. hoog
4. klein

In een flat wonen veel gezinnen.

1. waar
2. niet waar

In de stad is niet veel verkeer.

1. waar
2. niet waar

Wat zie je?

1. bussen , auto's en fietsen
2. auto's , bussen en voetgangers
3. voetgangers , fietsen en bussen
4. fietsen, voetgangers en auto's

Hoeveel mensen wonen er in Nederland?

1. Meer dan 16 miljoen
2. Minder dan 16 miljoen

In een flat wonen ….

1. veel gezinnen.
2. weinig gezinnen

Waar is het verkeer heel druk?

1. in een dorp
2. in een stad

In een dorp wonen niet veel ….

1. dieren
2. mensen

Welke dieren heeft de boer?

1. Varkens, koeien en apen
2. Koeien, kippen en vogels
3. Kippen, varkens en olifanten
4. Varkens, kippen en koeien

Nederland heeft 16 miljoen mensen.

1. waar
2. niet waar

In de stad zijn veel hoge gebouwen.

1. waar
2. niet waar

In een dorp wonen veel mensen.

1. waar
2. niet waar

In de stad is het verkeer druk.

1. waar
2. niet waar

In een dorp zijn veel auto’s.

1. waar
2. niet waar

In een flat wonen veel gezinnen.

1. waar
2. niet waar

Waar woont een boer?

1. in de stad
2. in het dorp

Waar is het verkeer druk?

1. in de stad
2. in het dorp

Indestadzijnveelhogegebouwen.

indestadishetverkeerheeldruk.

Ineendorpwonennietzoveelmensen.

Bijhetdorpwonenboeren.