Quiz - Hst 7,8,9

1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is een buurland van Honduras?
A
Costa Rica
B
Cuba
C
Suriname
D
El Salvador

Slide 2 - Quiz

De Nederlandse Republiek was NIET bijzonder in de Gouden Eeuw omdat :
A
Zij geen koning had
B
Vrouwen ook mochten stemmen
C
Zij heel veel handel dreef
D
Er tolerantie was

Slide 3 - Quiz

Uitbouw van Europese overheersing, met name in de vorm van ..1.. en de daarmee verbonden ..2.. en de opkomst van ..3..
A
1. trans-Atlantische slavenhandel 2. abolitionisme 3. plantagekoloniën
B
1. abolitionisme 2. trans-Atlantische slavenhandel 3. plantagekoloniën
C
1. plantagekoloniën 2. trans-Atlantische slavenhandel 3. abolitionisme
D
1. plantagekoloniën 2. abolitionisme 3. trans-Atlantische slavenhandel

Slide 4 - Quiz

Wat is GÉÉN kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Economische politiek van het mercantilisme
B
Bevorderen van de machtspositie van de adel
C
De hofcultuur van Versailles
D
Centralisatie van het landsbestuur

Slide 5 - Quiz

Wanneer was de eenwording van Duitsland?
A
1869
B
1870
C
1871
D
1872

Slide 6 - Quiz

Hij kwam in conflict met de katholieke kerk, hij bouwde telescopen, hij ontdekte dat de maan het licht van de zon weerkaatste.... Wie o wie?
A
Copernicus
B
Gaileï
C
Huygens
D
Van Leeuwenhoek

Slide 7 - Quiz

Veel van de buitenlandse geleerden als Descartes kwamen naar Nederland, waardoor de cultuur tot bloei komt. Waarom kwamen ze juist naar de republiek?
A
hier was gewetensvrijheid
B
hier spreken mensen veel talen
C
Hier was iedereen gelijk
D
Hier was het klimaat beter

Slide 8 - Quiz

Het motto van de Franse revolutie is liberté, égalité en fraternité
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Welke twee manieren van onderzoek leidden tot de wetenschappelijke revolutie?
A
empirisme en renaissance
B
empirisme en rationalisme
C
positivisme en deïsme
D
positivisme en rationalisme

Slide 10 - Quiz

Wanneer splitste België zich af van Nederland?
A
1830
B
1840
C
1850
D
1860

Slide 11 - Quiz

Wie past er niet bij?
A
John Locke
B
Montesquieu
C
Voltaire
D
Robbespierre

Slide 12 - Quiz

De moderne vorm van ... die verband hield met de industrialisatie
A
imperialisme
B
nationalisme
C
rationalisme
D
absolutisme

Slide 13 - Quiz

Welk kenmerkend aspect past bij Frederik de Grote?
A
Het streven van vorsten naar absolute macht
B
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
C
Het voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse en verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
D
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie

Slide 14 - Quiz

Wie staat bekend om de trias politica?
A
Rousseau
B
Locke
C
Montesquieu
D
Voltaire

Slide 15 - Quiz

Wanneer begon de industriële revolutie in Engeland?
A
vanaf 1700
B
vanaf 1750
C
vanaf 1800
D
vanaf 1850

Slide 16 - Quiz

Was Adam Smith voor mercantilisme
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Wat waren de 2 oorzaken van nationalisme?
A
Verlichting & wetenschappelijke revolutie
B
Romantiek & Franse revolutie
C
Romantiek & Verlichting
D
Verlichting & Franse revolutie

Slide 18 - Quiz

George Washington (1732-1799)
John Locke (1632-1704)
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)
René Descartes (1596-1650)

Slide 19 - Drag question

Wat was niet van de oorzaken voor modern imperialisme?
A
Christelijke geloof verspreiden
B
afzetmarkt voor producten
C
vergroten militair aanzien
D
soldaten rekruteren

Slide 20 - Quiz

De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en ...
A
staatsburgerschap
B
natuurrecht
C
sociaal contract
D
abolitionisme

Slide 21 - Quiz