Quiz oefenen kennistoets

1 / 31
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wanneer begon de industriële revolutie in Engeland?
A
vanaf 1700
B
vanaf 1750
C
vanaf 1800
D
vanaf 1850

Slide 2 - Quiz

In welke eeuw ontstond de wereldeconomie?
A
14e eeuw
B
15e eeuw
C
16e eeuw
D
17e eew

Slide 3 - Quiz

De Britten gebruikten als bestuur in de koloniën een indirect bestuur
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Wat was niet van de oorzaken voor modern imperialisme?
A
Christelijke geloof verspreiden
B
afzetmarkt voor producten
C
vergroten militair aanzien
D
soldaten rekruteren

Slide 5 - Quiz

Wanneer werd Napoleon definitief verslagen?
A
1814
B
1815
C
1816
D
1817

Slide 6 - Quiz

Waardoor verandere het mens en wereldbeeld in de renaissance?
A
Door de wetenschappelijk revolutie
B
Het humanisme
C
Ze waren erg kritisch tegenover klassieke theorieën

Slide 7 - Quiz

Op welke manier verandere de klassieke kunst in de renaissance?
A
Klassieke werken werden gekopierd
B
de gezichtuitdrukkingen werden streng en ernstig geschilderd

Slide 8 - Quiz

Wat wilde luther doen met zijn hervormingen?
A
De kerk opheffen
B
de paus afzetten
C
de misstanden rechtzetten

Slide 9 - Quiz

Leonardo Da Vinci was een voorbeeld van voorbeeld van de Homo Universale
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Het congres van Wenen werd georganiseerd door liberalen
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Uitbouw van Europese overheersing, met name in de vorm van ..1.. en de daarmee verbonden ..2.. en de opkomst van ..3..
A
1. trans-Atlantische slavenhandel 2. abolitionisme 3. plantagekoloniën
B
1. abolitionisme 2. trans-Atlantische slavenhandel 3. plantagekoloniën
C
1. plantagekoloniën 2. trans-Atlantische slavenhandel 3. abolitionisme
D
1. plantagekoloniën 2. abolitionisme 3. trans-Atlantische slavenhandel

Slide 12 - Quiz

Welke twee manieren van onderzoek leidden tot de wetenschappelijke revolutie?
A
empirisme en renaissance
B
empirisme en rationalisme
C
positivisme en deïsme
D
positivisme en rationalisme

Slide 13 - Quiz

De Nederlandse Republiek was NIET bijzonder in de Gouden Eeuw omdat :
A
Zij geen koning had
B
Vrouwen ook mochten stemmen
C
Zij heel veel handel dreef
D
Er tolerantie was

Slide 14 - Quiz

Wat is GÉÉN kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Economische politiek van het mercantilisme
B
Bevorderen van de machtspositie van de adel
C
De hofcultuur van Versailles
D
Centralisatie van het landsbestuur

Slide 15 - Quiz

Het motto van de Franse revolutie is liberté, égalité en fraternité
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Welk kenmerkend aspect past bij Frederik de Grote?
A
Het streven van vorsten naar absolute macht
B
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
C
Het voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse en verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
D
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie

Slide 17 - Quiz

Wanneer splitste België zich af van Nederland?
A
1830
B
1840
C
1850
D
1860

Slide 18 - Quiz

De moderne vorm van ... die verband hield met de industrialisatie
A
imperialisme
B
nationalisme
C
rationalisme
D
absolutisme

Slide 19 - Quiz

Wie staat bekend om de trias politica?
A
Rousseau
B
Locke
C
Montesquieu
D
Voltaire

Slide 20 - Quiz

De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en ...
A
staatsburgerschap
B
natuurrecht
C
sociaal contract
D
abolitionisme

Slide 21 - Quiz

Confessionelen zien geen plek voor geloof in de politiek
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Communisten willen via een revolutie de proletariaat verslaan om een klasseloze samenleving te creëren
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Feministen in de 1e feministische golf kwamen voornamelijk uit de welgestelde burgerij
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Liberalen vonden het verbeteren van arbeidsomstandigheden geen taak voor de overheid
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Het communisme en de sociaaldemocraten stammen af van de ideeën van Karl Marx
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Welk KA hoort niet in Tijdvak 5 (tijd van ontdekkers en hervormers)?
A
Het begin van de overzeese expansie
B
De wetenschappelijke revolutie
C
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid
D
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in west-Europa tot gevolg heeft

Slide 27 - Quiz

Het gevoel van nationalisme werd verminderd door de overwinningen van Napoleon
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Veel vrouwen waren abolitionisten
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quiz

Sociaaldemocraten willen via de politiek een sociale wetgeving invoeren
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quiz

emancipatiebewegingen streven naar gelijkberechtiging voor achtergestelde groepen
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz