What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Spaans 4e les
Wat gaan we doen?
Herhalen/oefenen met eerder geleerde
De weg leren vragen en
plaatsaanduidingen
Grammatica
Liedje
1 / 13
next
Slide 1:
Slide
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
13 slides
, with
text slides
and
3 videos
.
Lesson duration is:
90 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat gaan we doen?
Herhalen/oefenen met eerder geleerde
De weg leren vragen en
plaatsaanduidingen
Grammatica
Liedje
Slide 1 - Slide
Oefenen
Stel jezelf voor, zo volledig mogelijk
Vertel wat je leuk vindt om te doen/ wat je hobbies zijn
Vertel hoe laat het is
Slide 2 - Slide
Het werkwoord ir= gaan
ir
voy
vas
va
vamos
vais
van
a
de
en
ir a
= gaan naar : voy a Madrid
ir a + infinitivo
: nabije toekomst:
mañana voy a visitar el museo
ir de
: in uitdrukkingen: ir de compras
ir de vacaciones, ir de excursión, ir de copas, ir de tapas, ir de fiesta.
ir e
n + vervoermidde
l
: ir en avión,
ir en coche, ir en bicicleta.....
maar ir
a
pie/ ir
a
caballo
ir
a
pie
ir
a
caballo
Slide 3 - Slide
PEDIR DIRECCIONES
Disculpe.
Perdone.
Oiga.
Dónde está ...?
Para ir a ...?
Está lejos?
DE WEG VRAGEN
Excuseert u mij.
Pardon.
Hoort u eens.
Waar bevindt zich ...?
Om te gaan naar ...?
is het ver?
Slide 4 - Slide
otras palabras
izquierda
derecha
todo recto
enfrente de
al lado de
al final de
en la esquina
andere woorden
links
rechts
rechtdoor
tegenover
naast
op het einde
op de hoek
Slide 5 - Slide
PREPOSICIONES
al lado de ...
enfrente de ...
lejos de ...
cerca de ...
delante de ...
detrás de ...
entre ... y ...
VOORZETSELS
naast ...
tegenover ...
ver van ...
dichtbij ...
vóór ...
achter ...
tussen ... en ...
Slide 6 - Slide
bestemmingen
el aeropuerto het vliegveld
el bar de bar
el cine de bioscoop
la iglesia de kerk
el mercado de markt
el museo de arte het kunstmuseum
el restaurante het restaurant
el supermercado de supermarkt
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Video
maken opdracht 15 en 13
Slide 10 - Slide
Grammatica
ser = zijn + een eigenschap (langdurig of voor altijd)
estar = zijn + een toestand (tijdelijk, op een bepaald moment). Hay betekent er is/er zijn en wordt gebruikt wanneer het onderwerp onbepaald is.
Maken opdracht 12
Slide 11 - Slide
Samen opdracht 4 C en D
en opdracht 5
opdracht 14 en 15
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
More lessons like this
Repaso unidad 6.3
October 2020
- Lesson with
21 slides
spaans
MBO
Studiejaar 1
SPAANS Unidad 6c
October 2022
- Lesson with
28 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 2
Clase 3 Pedir y dar direcciones periodo 4
April 2024
- Lesson with
30 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 2
Les 4 Unidad 8
April 2023
- Lesson with
42 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
P4 Spaans Les 3 6.6.24
April 2022
- Lesson with
20 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Unidad 6:En la oficina.2
December 2022
- Lesson with
20 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1
Unidad 6 parte 3
May 2021
- Lesson with
31 slides
spaans
Beroepsopleiding
LS3/STL3 Les 3 - de weg wijzen
September 2024
- Lesson with
30 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 3