Leerdoelen werkwoordspelling

Leerdoelen havo 1
Ik kan persoonsvormen in de tegenwoordige tijd correct spellen.
Ik kan de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen.
Ik kan de verleden tijd van sterke werkwoorden correct spellen.
Ik kan onvoltooide en voltooide deelwoorden correct spellen.
Ik kan onvoltooide en voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord correct spellen.
Ik kan de verschillende werk-woordsvormen herkennen
en benoemen.
Ik weet wat voltooid en onvoltooid tt en vt is.

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leerdoelen havo 1
Ik kan persoonsvormen in de tegenwoordige tijd correct spellen.
Ik kan de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen.
Ik kan de verleden tijd van sterke werkwoorden correct spellen.
Ik kan onvoltooide en voltooide deelwoorden correct spellen.
Ik kan onvoltooide en voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord correct spellen.
Ik kan de verschillende werk-woordsvormen herkennen
en benoemen.
Ik weet wat voltooid en onvoltooid tt en vt is.

Slide 1 - Slide

Leerdoelen havo 2
Ik kan de werkwoorden in de gebiedende wijs correct spellen.
Ik kan de Engels werkwoorden correct spellen.
Ik kan de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd op -d en -dt correct spellen.
Ik kan werkwoordsvormen op -de(n) -dde(n), -te(n) en -tt(en) correct spellen.
Ik kan de persoonsvorm in de samengestelde zin correct spellen.
Ik kan de persoonsvormen en voltooide deelwoorden die hetzelfde klinken correct spellen.

Slide 2 - Slide

(Blijven) kip met patat en appelmoes voor altijd jouw favoriete gerecht?
A
Blijf
B
Blijft
C
Blijfd
D
Blijven

Slide 3 - Quiz

Je vingerafdruk (veranderen) soms na vijftien jaar.
A
verandert
B
veranderd
C
veranderde
D
veranderdt

Slide 4 - Quiz

Welk leerdoel heb je zojuist toegepast?
A
Ik kan de verschillende werkwoordsvormen herkennen . en benoemen.
B
Ik kan de werkwoorden in de gebiedende wijs correct spellen.
C
Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spellen.
D
Ik kan de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen.

Slide 5 - Quiz

Hansje Brinker (dichten) vroeger met zijn vinger een gaatje in de dijk.
A
dicht
B
dichtte
C
gedicht
D
dacht

Slide 6 - Quiz

Gisteren (missen) ik bijna de bus naar school.
A
misde
B
mis
C
miste
D
mistte

Slide 7 - Quiz

Welk leerdoel heb je zojuist toegepast?
A
Ik kan de verleden tijd van sterke werkwoorden correct spellen.
B
Ik kan werkwoordsvormen op -de(n) -dde(n), -te(n) en -tt(en) correct spellen.
C
Ik kan de persoonsvormen en voltooide deelwoorden die hetzelfde klinken correct spellen.
D
Ik kan de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen.

Slide 8 - Quiz

Tijdens corona worden er weinig activiteiten georganiseerd.
A
worden is hier de pv
B
worden is hier het hele werkwoord (=infinitief)

Slide 9 - Quiz

Bedenk zelf een zin met worden als infinitief.

Slide 10 - Open question

Fluitend, lachend, zwijgend, huilend
A
zijn voorbeelden van voltooide deelwoorden
B
zijn voorbeelden van onvoltooide deelwoorden

Slide 11 - Quiz

Het voltooid deelwoord spel je door het 't ex-kofschip te gebruiken.
A
onjuist
B
juist

Slide 12 - Quiz

De docent (raden) je aan om goed te leren voor de toets.
A
raad
B
raadde
C
raadt
D
raat

Slide 13 - Quiz

Dan (worden) de kans op een voldoende groter.
A
wort
B
werd
C
word
D
wordt

Slide 14 - Quiz

Welk lesdoel heb je zojuist toegepast?
A
Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spellen.
B
Ik kan de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd op-d en -dt correct spellen.

Slide 15 - Quiz