Argo tekst 11 r.9-15

In welke naamval staan de volgende naamwoorden uit tekst 11.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

In welke naamval staan de volgende naamwoorden uit tekst 11.

Slide 1 - Slide

r.9 Ὁ Ἀχιλλεὺς
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 2 - Quiz

r.9 αὐτῷ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 3 - Quiz

r.9 Ὦ Ἀγάμεμνον
A
nom
B
gen
C
acc
D
voc

Slide 4 - Quiz

r.10 φιλοκτέανος
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 5 - Quiz

r.10 φιλοκτέανος:
Welke functie heeft dit woord?
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
bijv. bepaling
D
dubbel verbonden bepaling

Slide 6 - Quiz

r.10 οἱ Ἕλληνες
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 7 - Quiz

r.11 τι δῶρόν
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 8 - Quiz

r.11 σοι
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 9 - Quiz

r.12 λάφυρα
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 10 - Quiz

r.12 λάφυρα:
Welke functie heeft dit woord?
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
bijv. bepaling
D
dubbel verbonden bepaling

Slide 11 - Quiz

r.12 ἀνέμητά

A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 12 - Quiz

r.12 ἀνέμητά:
Welke functie heeft dit woord?
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel
C
bijv. bepaling
D
dubbel verbonden bepaling

Slide 13 - Quiz

r.13 τὴν κόρην
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 14 - Quiz

r.13 τὸν πατέρα
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 15 - Quiz

r.14 τὴν Τροίαν
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 16 - Quiz

r.14 δῶρά
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 17 - Quiz