onderschikkende voegwoorden en verbindende bijwoorden.

onderschikkende voegwoorden en 
verbindende bijwoorden.
doordat
omdat
voordat
nadat
daardoor
daarom
daarvoor
daarna
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

onderschikkende voegwoorden en 
verbindende bijwoorden.
doordat
omdat
voordat
nadat
daardoor
daarom
daarvoor
daarna

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je weet het verschil tussen hoofd- en bijzinnen.
Je weet hoe je deze zinnen moet opbouwen.
doordat
omdat
voordat
nadat
daardoor
daarom
daarvoor
daarna

Slide 2 - Slide

Opbouw van de les


  • Herhaling: bijzin met die 
  • Uitleg voegwoord/verbindende bijwoord
  • Opdracht met de voegwoorden/bijwoorden

Slide 3 - Slide

bijzin met 'die'
DIE

Slide 4 - Slide

bijzin met 'die'
bijvoeglijke bijzin/betrekkelijke bijzin. > meer informatie  

die => de 
dat => het 
wat => onbepaalde voornaamwoorden (iets, niets, elk, alles, ...)

 

Slide 5 - Slide

bijzin met 'die'

die => de (jongen) 

Daar loopt een jongen. Hij is mijn broer. 
De jongen die daar loopt, is mijn broer. 



 

Slide 6 - Slide

WEL of GEEN komma? 
WEL => iedereen
GEEN => niet iedereen, maar sommigen

De leerlingen, die niet luisterden, moesten tot 17.00 uur op school blijven. 
(de hele klas luisterde niet, dus iedereen moet blijven)

De leerlingen die niet luisterden, moesten tot 17.00 uur op school blijven. (niet de hele klas, maar alleen Umar en Abed. hihi!)


Slide 7 - Slide

bijzin met 'die'

dat => het (meisje)

Voor de bioscoop staat Lisa. Zij is mijn vriendin. 
Het meisje dat voor de bioscoop staat, is mijn vriendin. 




 

Slide 8 - Slide

bijzin met 'die'

wat => onbepaalde voornaamwoorden (iets, niets, elk, alles, ...) 

Dit is alles wat ik heb. 
Dokter worden is iets wat ik al sinds mijn 10e wil. 



 

Slide 9 - Slide

Herhaling 'die'
  1. Maak een zin met 'die' erin. 
  2. Maak een zin met 'dat' erin. 
  3. Maak een zin met 'wat' erin. > geen vraagzin!   

Slide 10 - Slide

onderschikkende voegwoorden en 
verbindende bijwoorden.
doordat
omdat
voordat
nadat
daardoor
daarom
daarvoor
daarna

Slide 11 - Slide

Het verschil
Onderschikkende voegwoorden:


Verbindende bijwoorden:
hoofdzin
hoofdzin
bijzin
hoofdzin

Slide 12 - Slide

Verbindende bijwoorden
Als een zin begint met een verbindend bijwoord, 
moet je inversie (ww - onderwerptoepassen:

Het verbindend bijwoord staat op de eerste plaats en 
het werkwoord staat op de tweede plaats.

Ik heb veel huiswerk, daarom moet ik dit weekend leren.
daardoor
daarom
daarvoor
daarna

Slide 13 - Slide

Onderschikkende voegwoorden
Een onderschikkend voegwoord verbindt 
een hoofdzin met een bijzin. 
In een bijzin staat het werkwoord altijd achteraan. 
doordat
omdat
voordat
nadat

Slide 14 - Slide

voorbeelden

De voetbalwedstrijd werd afgelast, doordat het weer erg slecht was. 

Het weer was erg slecht, daardoor werd de voetbalwedstrijd afgelast.




* het verband = oorzaak - gevolg

Slide 15 - Slide

voorbeelden
Ik ga dit weekend nergens naar toe, omdat ik veel huiswerk moet maken.

Ik moet veel huiswerk maken, daarom ga ik dit weekend nergens naar toe. 


* het verband = reden

Slide 16 - Slide

voorbeelden
Mijn man gaat even naar de supermarkt, voordat hij naar huis gaat.

Mijn man gaat naar huis, daarvoor gaat hij naar de supermarkt.


* het verband = tijd

Slide 17 - Slide

voorbeelden
Ik heb een baan gevonden, nadat ik een beroepsopleiding heb gevolgd.

Ik heb een beroepsopleiding gevolgd, daarna heb ik deze baan gevonden.
* het verband = tijd

Slide 18 - Slide

Ze leest altijd nog een hoofdstuk uit haar favoriete boek, ........ ze naar bed gaat.
A
voordat
B
daarvoor

Slide 19 - Quiz

Ze reserveerde een tafel bij het restaurant, maar ........ belde ze eerst haar vrienden om te vragen wie er mee wilde gaan.
A
voordat
B
daarvoor

Slide 20 - Quiz

Hij mocht eindelijk gaan spelen met zijn vrienden, .... hij zijn huiswerk had gemaakt.
A
daarna
B
nadat

Slide 21 - Quiz

Wij moesten onze picknick annuleren, ..... het begon te regenen.
A
daardoor
B
doordat

Slide 22 - Quiz

Hij studeerde hard, ..... slaagde hij voor zijn examen.
A
omdat
B
daarom

Slide 23 - Quiz

Ze ging naar de supermarkt en deed haar boodschappen. ........ ging ze naar huis.
A
Nadat
B
Daarna

Slide 24 - Quiz

Het regende hard, ...... werden de straten glad en gevaarlijk.
A
doordat
B
daardoor

Slide 25 - Quiz

Ik schrijf zinnen met de onderschikkende voegwoorden
'doordat, voordat, omdat, nadat' correct.
0100

Slide 26 - Poll

Ik schrijf zinnen met de verbindende bijwoorden
' daardoor, daarom, daarvoor, daarna' correct.
0100

Slide 27 - Poll