Grammatica: Les 4 (LV)

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
13:00
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
13:00

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ... kun je het lijdend voorwerp in een zin benoemen.

Ga naar lessonup.app en voer de code in.

Slide 2 - Slide

Wat zijn zinsdelen?
Zinnen zijn gemaakt van zinsdelen. 

Het zijn een soort puzzelstukjes.

Slide 3 - Slide

Hoe kun je persoonsvorm ook alweer vinden?

Slide 4 - Open question

Zet deze zin in een andere tijd:
We hebben een taart gemaakt.

Slide 5 - Open question

Noteer twee zinnen met de woorden in een andere volgorde:

Ik kon geen chocola meer kopen in de pauze.

Slide 6 - Open question

Hoeveel zinsdelen zie je hier?

Bij mijn oma speel ik altijd spelletjes.
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 7 - Quiz

Bij mijn oma doe ik altijd spelletjes met mijn nichtje.
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 8 - Quiz


Wat is in deze zin de persoonsvorm?
A
de persoonsvorm
B
is
C
in deze zin
D
Wat

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Hebben jullie je huiswerk gemaakt voor vandaag?
A
gemaakt
B
hebben
C
hebben gemaakt
D
hebben gemaakt vandaag

Slide 10 - Quiz

Het 
onderwerp 
in de zin...



    Wat is dat 
           ook alweer...?



Slide 11 - Slide

Wat is het onderwerp?

De twee jongens kwamen te laat in de klas.
A
De jongens
B
in de klas
C
De twee jongens
D
twee jongens

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Tijdens de les maakt de juf een grapje.
A
Tijdens de les
B
de juf
C
maakt
D
een grapje

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin?

De fiets van Kai stond in de schuur van zijn ouders.

Slide 14 - Open question

Geef de PV, WG en het OW aan:

Gwen wilde graag een briefje geven aan Nina.

Slide 15 - Open question

Lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp is een zinsdeel. 

Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets. 


Lijdend voorwerp (lv)

Slide 16 - Slide

lijdend voorwerp
Voorbeeld het lijdend voorwerp

Slide 17 - Slide

Het lijdend voorwerp
Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 18 - Slide

Lijdend voorwerp
Let op: 
  • Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
       --> We zaten op een bankje toe te kijken
       --> Ze sliep de hele morgen.

  • Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!
Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp is de persoon die iets overkomt in de zin.

Slide 19 - Slide

Zelf aan de slag
Lees en maak Grammatica ZD, §7 Lijdend voorwerp, opdr. 1 t/m 4.

Ben je klaar?
1. Boek kiezen
2. Huiswerk ander vak afmaken.
3. Leren voor een toets.


Slide 20 - Slide