This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Clase de español
Prepárate:
el cuaderno
la agenda
el libro de trabajo
el libro de texto
Unidad 1:
Mis proyectos
Clase: 3G
el bolígrafo
Slide 1 - Slide
Planificación: miércoles 4 de octubre de 2023
1. Presencia + planificación
5 min
2. Respaso toekomende tijd
5 min
3. Gramática: verbo gustar + practicar
15 min
4. Lección 2
10 min
5. Evaluación & la próxima clase
15 min
Después de esta clase...
... heb je de toekomende tijd herhaald
... weet je wat het werkwoord gustar betekent en hoe je deze gebruikt
... ken je de getallen boven de 100
Slide 2 - Slide
SO unidad 1 (facultatief)
Woensdag 18 oktober, in Daltonuur
---> volgende week inschrijven voor daltonuur!
woorden en zinnen SP-NL/NL-SP
---> woordenlijst staat in DSW (Quizlet)
---> geprinte woordenlijst
Slide 3 - Slide
Repaso: de toekomende tijd
Hoe vorm je in het Spaans de toekomende tijd?
Wat betekent het werkwoord ir?
Vertaal onderstaande zinnen in je schrift: 1. Zij gaat werken in het restaurant. 2. Ik ga een boek lezen. 3. Jullie gaan shoppen. 4. Ga jij afspreken met vrienden?
Slide 4 - Slide
Gramática: el verbo gustar
Kijk en luister mee naar de uitleg op het bord en maak aantekeningen in je schrift.
Slide 5 - Slide
¡En marcha!
Libro de trabajo (werkboek) página 10/11: ejercicios 12 y 13.
Slide 6 - Slide
Lección 2: ¡Puedes ganar un viaje!
Libro de texto (tekstboek), página 14, ejercicio 1
Beantwoord in duo's de vragen.
Hoeveel punten verdienen
jullie?
Schrijf je aantal punten voluit.
pista 3
Slide 7 - Slide
¡En marcha!
Libro de trabajo (werkboek), página 15, ejercicio 10.
Luister en schrijf de getallen op.
pistas 3 - 7
Slide 8 - Slide
Evaluación
Pak je telefoon erbij en log in via lessonup.app
Slide 9 - Slide
A mí _______ gusta el pescado.
A
me
B
mi
C
yo
D
le
Slide 10 - Quiz
No le _______ las patatas fritas.
A
quieren
B
gustan
C
gusta
D
quiere
Slide 11 - Quiz
A ellos no ____ _______ las zanahorias.
A
le gustan
B
le gusta
C
les gusta
D
les gustan
Slide 12 - Quiz
¿Cómo se dice 'Zij houden van dansen'?
A
A ellos les gustan bailar.
B
Le gusta bailar.
C
Les gustan bailar.
D
A ellos les gusta bailar.
Slide 13 - Quiz
Schrijf op: het rijtje persoonlijke voornaamwoorden bij gustar.