Clase 2.02 - hv3 - el verbo gustar

1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planificación: Hoy es ...
1. Reglas de la clase
5 min
2. Gramática: el verbo gustar + reageren op een mededeling
15 min
3. ¡En marcha!
25 min
4. Evaluación + la próxima clase
10 min
Después de esta clase... (Na deze les...)
... heb je de klassenregels herhaald.
... begrijp je hoe het werkwoord gustar wordt gebruikt.
... kan je vertellen of je iets ook (niet) leuk vindt.

Slide 2 - Slide

Reglas de la clase
  1. Je telefoon is thuis of in de kluis.
  2. Bij binnenkomst op je plek zitten, jas uit en tas van tafel.
  3. Je hebt altijd je spullen mee: boeken, schrift, pen, opgeladen device.
  4. Als een ander praat, ben je stil en luister je.
  5. Wanneer de docente uitleg geeft, zijn jullie stil en maken jullie aantekeningen in je schrift.
  6. We lachen elkaar niet uit.
  7. Je ruimt pas op als de docent dat aangeeft.
  8. Heb je een les gemist? Vraag aan klasgenoten om aantekeningen, welke opdrachten in te halen...

Slide 3 - Slide

Herkansen / inhalen tema 1
  1. Werkwoordendossier: schriftelijke overhoring in daltonuur (week 1 & 2)
  2. Vlog: deadline vrijdag 22 november 21:00
  3. Toets: in daltonuur (week 1 & 2)

Slide 4 - Slide

Gramática: el verbo gustar
Kijk en luister mee naar de uitleg op het bord en maak aantekeningen in je schrift.

Slide 5 - Slide

Gramática: el verbo gustar

Slide 6 - Slide

Gramática: el verbo gustar

Slide 7 - Slide

¡En marcha!
Libro de texto página 13: ejercicios 5 y 6.
Libro de trabajo páginas 10/11: ejercicios 12 y 13.

Slide 8 - Slide

Evaluación
Pak je device erbij en log in via lessonup.app

Slide 9 - Slide

A mí _______ gusta el pescado.
A
me
B
mi
C
yo
D
le

Slide 10 - Quiz

No le _______ las patatas fritas.
A
quieren
B
gustan
C
gusta
D
quiere

Slide 11 - Quiz

A ellos no ____ _______ las zanahorias.
A
le gustan
B
le gusta
C
les gusta
D
les gustan

Slide 12 - Quiz

¿Cómo se dice 'Zij houden van dansen'?
A
A ellos les gustan bailar.
B
Le gusta bailar.
C
Les gustan bailar.
D
A ellos les gusta bailar.

Slide 13 - Quiz

Schrijf op: het rijtje persoonlijke voornaamwoorden bij gustar.

Slide 14 - Open question

La próxima clase
Vamos a ...
... hacer la introducción de unidad 2
... aprender 'reageren op een mededeling'
... repasar el verbo gustar

Deberes:
- aprender el verbo gustar, página 19 (TB) + aantekeningen
- hacer + corregir los ejercicios

Slide 15 - Slide