Unit 4 wordlist and present continuous

1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

How are you feeling today?
A
B
C
D

Slide 2 - Quiz

By the end of this lesson...
you will know how to use the present continuous to talk about what is happening right now.

you will know where to find the wordlist from Unit 4.

Slide 3 - Slide

Our planning


Go over the word list for Unit 4
Grammar: The present continuous
Get to work!


Slide 4 - Slide

The wordlist
Students' book page: 54
Repeat after me!
Are there any words you don't know?

Slide 5 - Slide

Present continuous

Wat is de present continuous?
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd
D
Tegenwoordige tijd (duurvorm)

Slide 6 - Quiz

Deze zinnen staan allemaal in de duurvorm tegenwoordige tijd. Het vindt allemaal NU plaats.

Slide 7 - Slide

TAKE NOTES!!!!
The present continuous (PC) = De duurvorm van de tegenwoordige tijd

In het Engels zijn er woordjes (signaalwoorden) waarmee je herkent dat het om het NU gaat. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen. De present continuous is schuingedrukt en de signaalwoorden zijn dikgedrukt:

I am reading the newspaper right now.
He is laughing at me at the moment.
Do your hear that as well? She is waking up!
Cynthia is currently cycling to school.

Slide 8 - Slide

Hoe heet het woord waar aan je herkent dat het om het NU gaat in de PC?

Slide 9 - Open question

Hoe maak je de present continuous?
Om de present continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig. Namelijk een vervoeging van to be + werkwoord met -ing erachter.

Slide 10 - Slide

Wat heb je nodig om de Present Continuous (PC) te maken?

Slide 11 - Open question

Exception 1 (uitzondering)
Werkwoorden die eindigen op een -e:

1. to have: He is having dinner.
2. to give: Our father is giving us many compliments.

--> de -e verdwijnt en je plakt -ing erachter.

Slide 12 - Slide

Exception 2 
Werkwoorden die eindigen op -c:

1. to panic: She is panicking.

--> krijgen een k erbij voor -ing.

Slide 13 - Slide

Present continuous
NOT present continuous
Now
Tomorrow
At the moment
Yesterday
Everyday
Look!

Slide 14 - Drag question

Exception 3
Bij korte werkwoorden, die één klinker hebben:

1. to swap: They are swapping their Ipods, while they are listening each others music.
2. to cut: The barber is cutting her hair.
3. to stop: Look! The police is stopping that criminal.

--> je verdubbelt de medeklinkers voor -ing.

Slide 15 - Slide

Exception 4
Let op, dit geldt niet voor werkwoorden die eindigen op één klinker en een -y.
1. We are playing some nice games.
2. She is enjoying the sunny day.
3. They are buying new clothes.
--> je gebruikt gewoon het werkwoord en plakt er -ing achter. 

Slide 16 - Slide

Exception 5
Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor:

- to travel: Mark is travelling to Canada as we speak.
--> je verdubbelt de l.

Slide 17 - Slide

Your (home)work:

Students' book, page 48: ex. 1, 2, 4 & 6
Continue writing about your favourite subject (150 words)

Slide 18 - Slide

By the end of this lesson...
you will know how to use the present continuous to talk about what is happening right now.

you will know where to find the wordlist from Unit 4.

Slide 19 - Slide

Wanneer gebruik je de present simple of de present continuous?
Present Simple
Present Continuous
Gewoonte
Feit
Als iets regelmatig wel/niet gebeurd
Als iets NU gebeurd
Als iets op dit moment bezig is

Slide 20 - Drag question

End of the Lesson:
- Thank you for participating!
- Good Job!

Slide 21 - Slide