• De leerling kan delen van het zenuwstelsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen, en functie(s) en werking beschrijven; soorten zenuwcellen benoemen en onderverdelen:
- bouw, ligging en functie van delen van het centraal zenuwstelsel, met name:
o grote hersenen: bewustzijn, zintuiglijke waarneming en bewuste beweging
o kleine hersenen: coördinatie van bewegingen
o hersenstam: verbinding tussen grote hersenen en ruggenmerg en een rol bij reflexen in hoofd- en halsgebied
o ruggenmerg: verbinding van organen met hersenen en een rol bij reflexen van romp en ledematen
- bouw van een zenuwcel met cellichaam en uitlopers
• De leerling kan op abstracte wijze uitleggen dat prikkels uit de omgeving door zintuigen omgezet worden in impulsen die naar het centraal zenuwstelsel geleid worden, waardoor waarneming kan plaatsvinden:
- drempelwaarde, adequate prikkel, gewenning, motivatie