Slim budgetteren

SLIM BUDGETTEREN
IN GESPREK OVER GELD
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

SLIM BUDGETTEREN
IN GESPREK OVER GELD

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Aan het eind van deze les:
  • Weet je beter om te gaan met geld;
  • Weet jij hoeveel geld er elke maand bij je binnen komt en waar je het aan uitgeeft;
  • Ben je bekend met jouw maandbegroting en maak je slimme keuzes voor een financiele toekomst. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Schrijf in één minuut zo veel mogelijk losse woorden op waaraan jij moet denken bij het onderwerp:
Geld
timer
1:00

Slide 3 - Mind map

Vraag de studenten waar zij aan denken bij het woord 'Geld'.
Bespreek de antwoorden kort.
Vertel over je eigen ervaring met geld.
Geldtypen
Welk geldtype ben jij? 

Slide 4 - Slide

Leerdoelen:
• De studenten begrijpen wat de verschillen zijn in geldtypes en waarom ze zelf soms “zo” handelen.
• De studenten kunnen valkuilen benoemen bij een geldtype.
• De studenten kunnen elkaar tips geven ten aanzien van het geldtype.
• De studenten weten hoe ze zichzelf in de hand kunnen houden als ze gemakkelijk of impulsief geld uitgeven.

Slide 5 - Link

  1. Zet het vinkje onderaan bij 'Toon bij leerling' aan zodat de studenten de link kunnen openen.
  2. Nodig iedereen uit om de geldtype test te maken.
  3. Vraag de studenten het geldtype dat aan het eind van de test getoond wordt te onthouden.
Extra informatie:
De studenten maken de geldtype test van het Nibud. Deze bevat 10 vragen. Aan het einde van de test zien ze welk geldtype ze zijn.
De studenten keren terug terug naar de les in LessonUp door terug te gaan naar dit tabblad.
Welk geldtype ben jij?
Geld-chaoot
Big spender
Superspaarder
Rekenmaster

Slide 6 - Poll

  1. Laat de studenten aanklikken welk geldtype ze zijn. Zo krijg je een beeld hoe de verdeling van geldtypes is in de klas.
  2. Op de volgende slide ga je verder in op de verschillende geldtypes.
Geldtypen
GC
Geld-chaoot:
  • Impulsief
  • Geen statuszoeker
  • Geldzaken niet interessant
  • Niet materialistisch
  • Weinig merkgericht
BS
Big spender:
  • Statusgericht
  • Merkgericht
  • In behoorlijke mate impulsief
  • Weinig focus op bijhouden geldzaken

RE
Rekenmaster:
  • Wil onafhankelijk zijn
  • Statusgericht
  • Weinig impulsief
  • Houdt van luxe
SU
Superspaarder:
  • Weinig impulsief
  • Geldzaken goed op orde
  • Zuinig
  • Weinig gehecht aan luxe

Meer
impulsief

Meer
status-gericht
Minder 
impulsief

Minder 
status-gericht

Slide 7 - Slide

  1. Op basis van de verdeling in meer/minder impulsief gedrag enerzijds en meer/minder statusgericht anderzijds ontstaan 4 vakken: de geldtypen.
  2. Klik op de vraagtekens om te laten zien waar de afkortingen voor staan.
  3. Bespreek de afkortingen.
    Licht toe: Natuurlijk ben je nooit voor 100% één geldtype en dit kan ook verschillen bij wat je koopt (bijvoorbeeld bij een scooter of een broodje)
  4. Vraag aan de studenten of ze zichzelf herkennen in de omschrijving?
  5. Vraag aan de studenten wat ze ervan vinden dat ze op dit geldtype het hoogst scoren?
GC = Geld chaoot
  • Impulsief
  • Geen statuszoeker
  • Geldzaken niet interessant
  • Niet materialistisch
  • Weinig merkgericht
BS = Big spender
  • Statusgericht
  • Merkgericht
  • In behoorlijke mate impulsief
  • Weinig focus op bijhouden geldzaken
SU = Super spaarder
  • Weinig impulsief
  • Geldzaken goed op orde
  • Zuinig
  • Weinig gehecht aan luxe
RE = Rekenmaster
  • Wil onafhankelijk zijn
  • Statusgericht
  • Weinig impulsief
  • Houdt van luxe
Extra informatie van Nibud:
Geld-chaoot:
Als je geld hebt ben je het ook zo weer kwijt. Vaak weet je niet meer waar het zo snel gebleven is. Je hecht niet al te veel waarde aan veel geld of mooie spullen. Je koopt graag cadeautjes voor jezelf of voor anderen en vergeet makkelijk dat je ook nog geld voor andere dingen nodig had. Je hebt soms een baantje, maar zodra het je verveelt ben je weer weg. Je bent vaak blut en daardoor mis je ook een boel leuke dingen.
Big spender:
Jij wilt alles! Er goed uitzien, een kamer vol mooie spullen. Alleen het beste is goed genoeg voor jou. Je geniet echt van lekker shoppen. En je wilt dat ook graag aan je vrienden laten zien. Je weet dat je graag geld uitgeeft en daarom kies je voor een baantje met een goed inkomen. Werk hoeft voor jou niet leuk te zijn, als het maar goed verdient.
Superspaarder:
Het liefst zou je al je geld op je rekening laten staan! Maar als je dan toch geld uit moet geven, ga je op zoek naar koopjes. Je kiest voor een baantje met een vast inkomen zodat je precies weet wat er binnenkomt. Je weet hoeveel er op je spaarrekening staat en je vindt het heerlijk als de rente bijgeschreven wordt. Hoewel je vrienden graag bij je aankloppen voor geldtips, vinden ze je af en toe wel erg zuinig.
Rekenmaster:
Je wilt lekker leven maar dat hoeft niet altijd veel te kosten. Jij weet die duurdere spijkerbroek perfect te combineren met dat goedkope shirtje. Als je een keer een grote uitgave hebt gedaan, doe je het daarna even rustig aan. Door je inkomsten en uitgaven in balans te houden, kun je kiezen voor het leukste baantje. Ook al verdient dat misschien iets minder.

Wat zijn jouw valkuilen? 

Slide 8 - Mind map

Vraag de studenten welke valkuilen van toepassing zouden kunnen zijn bij hun geldtype.
Voorbeelden van valkuilen:
Geld-chaoot: schulden, onzin aankopen, geen overzicht.
Big spender: gevoelig voor reclame en trends, korte termijn visie.
Superspaarder: geen risico durven nemen, onvoldoende genieten door jezelf dingen te ontzeggen.
Rekenmaster: geld uitgeven voor status en luxe..
Financiele Flashback
In gesprek over geld

Slide 9 - Slide

This item has no instructions


Wat is je eerste herinnering aan geld? Denk aan: iets waarvoor je als kind hebt gespaard, je eerste zakgeld, geld voor je rapport, etc.

Slide 10 - Open question

Vraag aan de leerlingen hoe zij stemmen aan gaan pakken.

Noem een positieve ervaring met geld. Denk aan: een bijzondere aankoop, een ander geholpen, je eerste loonstrook, etc.

Slide 11 - Open question

Vraag aan de leerlingen hoe zij stemmen aan gaan pakken.

Noem een negatieve ervaring met geld. Denk aan: een negatief saldo, geld verloren door een weddenschap, een verkeerde aankoop, etc. 

Slide 12 - Open question

Je hebt gekeken naar je eerste ervaringen met geld in het verleden. Tijd om vooruit te kijken.
Financiële voornemens
We hebben gekeken naar je eerste ervaringen met geld in het verleden. Tijd om vooruit te kijken.Wat is jouw spaardoel?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Spaar jij?

Slide 14 - Slide

  1. Laat het filmpje zien. Dit filmpje is speciaal voor LEF gemaakt door Emma Mouthaan (Finfluencer). Ze vraagt aan studenten of zij sparen.
Waar spaar jij voor
of waar wil je voor gaan sparen
(voeg een foto en/of tekst toe)?

Slide 15 - Open question

  1. Vraag de studenten een foto toe te voegen van waarvoor zij (willen) sparen. 
  2. Kunnen ze niet zo snel een foto vinden? Dan mogen ze het ook in tekst neerzetten.
Werk enkele antwoorden van studenten uit op een flipover of whiteboard, vraag ze:
Wat kost jouw spaardoel?
Wanneer wil je het hebben/doen?
Laat de student vervolgens uitrekenen hoeveel per maand gespaard moet worden om het doel te bereiken.
Leg de brug naar de maandbegroting.

Maandbegroting

(Hoe) houd jij je inkomsten en uitgaven bij?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

Wat komt erin en wat gaat eruit?
17 en thuiswonend
18 en thuiswonend
20 en uitwonend

Slide 18 - Slide

  1. Klik op het voorbeeld dat het meest van toepassing is in de klas en bespreek het kort.
  2. Op de volgende pagina staat een voorbeeld van de maandbegroting van LEF. 
  3. Laat de studenten de maandbegroting invullen en toets dit aan de geopende begroting.

Slide 19 - Slide

  • Deel de uitgeprinte versie van de maandbegroting uit en vul deze samen met de klas in.
  • Wil je de ingevulde versie er als voorbeeld nog even bijpakken? Ga dan naar de vorige slide.
  • In de derde kolom kan de student aankruisen op welke uitgaven hij/zij zou kunnen gaan besparen.
Hoeveel geld hou jij per maand over? 

Slide 20 - Mind map

Vraag de studenten hoeveel zij per maand overhouden. Vraag of dit is wat ze hadden verwacht en of het mee of tegenvalt.
Let op: je kunt deze vraag anoniem stellen. Als je niet twee keer op de woordwolkjes klikt, blijft de afzender anoniem!
Klik op de wolkjes om de antwoorden te bekijken. 
Hoe haalbaar is jouw spaardoel?
Niet haalbaar: Blijf zitten

Haalbaar: Ga staan

Slide 21 - Slide

Dit gaat over het spaardoel waar de studenten een foto van hebben toegevoegd in het onderdeel 'Financiële voornemens'.

  1.  Stel de vraag: hoe haalbaar is jouw spaardoel?
  2. Vraag een aantal studenten die zijn blijven zitten hoeveel ze te kort komen en de staande studenten wanneer ze hun doel hebben bereikt.
Even terugblikken

Slide 22 - Slide

This item has no instructions


Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 23 - Open question

This item has no instructions


Door deze les weet ik beter om met geld om te gaan.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

This item has no instructions