Module 2: Hoe geef jij jouw geld uit? (60 min)

Welkom 
bij het LEF-lesprogramma
Module 2: Hoe geef jij jouw geld uit?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Instructions

Items in this lesson

Welkom 
bij het LEF-lesprogramma
Module 2: Hoe geef jij jouw geld uit?

Slide 1 - Slide

  • Schrijf je naam op een naamsticker en plak de sticker op.
  • Geef de studenten bij binnenkomst allemaal een blanco naamsticker of naamkaartje.
  • Vraag de studenten hun naam erop te schrijven en op te plakken in geval van een sticker.
Introductie
  • Korte terugblik  
  • Wat gaan we doen vandaag :                                                    - Waar geef jij je geld aan uit?                                                 - Hoe word jij verleid?                                                               - Welk geldtype ben jij?                                                           - Terugblik & afsluiting

Slide 2 - Slide

  1. Blik kort terug op de vorige module en vraag of de studenten al iets hebben gedaan met wat ze hebben geleerd.
  2. Vertel dat vandaag in het teken staat van waar je je geld aan uitgeeft.
  3. Vertel dat de les via lessonup draait. Op de volgende pagina kunnen de studenten een QR code scannen om in te loggen.
  4. Vertel waarom de haai vandaag op zijn kop staat: deze module gaat over geld uitgeven (geld uit de spaarpot).
Jouw uitgaven
Waar geef jij je geld aan uit?

Slide 3 - Slide

Vorm: Filmpje van Emma Mouthaan over miskopen, geldwolk over goede aankoop en open vraag over miskoop. Reflectie op uitgaven en bespreking aan de hand van het namenrad. 

Duur: 10 minuten
Leerdoelen:
• De studenten kunnen prioriteiten stellen in hun uitgaven.
• De studenten kunnen hun koopgedrag aanpassen aan het beschikbare budget.

Heb jij vandaag al geld uitgegeven?
Ja
Nee

Slide 4 - Poll

  1. Stel inleidend de vraag: heb jij vandaag al geld uitgegeven?
    Tip: is dit de eerste les van de dag (bijvoorbeeld al om 8.30 uur)? Vraag dan of ze gisteren geld hebben uitgegeven.
  2. En vraag door: wat heb je vandaag al gekocht?
Grootste miskoop

Slide 5 - Slide

  1. Laat het filmpje zien. Dit filmpje is speciaal voor LEF gemaakt door Emma Mouthaan (Finfluencer). Ze vraagt aan studenten wat hun grootste miskoop is.
  2. Stel de vraag ook aan de groep: welke uitgave had jij beter niet kunnen doen?
Miskoop / goede koop!

Slide 6 - Open question

  1. Vraag de studenten of ze na willen gaan waaraan zij de afgelopen week geld hebben uitgegeven (bijvoorbeeld door hun bankapp erbij te pakken).
  2. Welke aankoop hadden ze beter niet kunnen doen of met welke zijn ze juist heel blij? 
  3. Vraag aan hen of ze het willen delen (in woord of met een foto).
  4. Bespreek een aantal antwoorden na.
Jouw uitgaven
Denk eens na over de volgende vragen:

1. Wat valt op in jouw uitgavenpatroon?

2. Hoe houd je rekening met verplichte uitgaven?

3. Wat moet beter en wil je echt anders doen?

4. Wat gaat goed en wil je zo houden?


timer
4:00

Slide 7 - Slide

  1. Nodig de studenten uit om na te denken over de vragen.
  2. Geef ze twee minuten de tijd om de vragen te beantwoorden (zelf op papier op te schrijven).
Jouw uitgaven
Wil jij iets delen over 
jouw antwoorden?
3. Wat moet beter 
en wil je echt 
anders doen?



1. Wat valt op in jouw uitgaven-patroon?
2. Hoe houd je 
rekening
met verplichte uitgaven?
4. Wat gaat 
goed en wil 
je zo houden?



Slide 8 - Slide

Draai aan het rad en vraag aan de studenten of hij/zij antwoord wil geven op één of meerdere vragen.

Vragen:
1. Wat valt op in jouw uitgavenpatroon?
2. Hoe houd je rekening met verplichte uitgaven?
3. Wat moet beter en wil je echt anders doen?
4. Wat gaat goed en wil je zo houden?

Verleidingen
Hoe word jij verleid?

Slide 9 - Slide

Vorm: Discussie over uitgaven, de invloed van reclame en groepsdruk/ sociale druk.

Duur: 10 minuten
Leerdoelen:
• De studenten kunnen zich weerbaar opstellen tegen de invloed van reclame.
• De studenten zijn in staat om bij het vergelijken van producten en abonnementen rekening te houden met alle kosten (vaste, variabele en bijkomende kosten) die aan het product zijn verbonden.
• De studenten zijn in staat om bij hun keuze voor een product of abonnement niet alleen op prijs en kwaliteit te letten, maar ook op de voorwaarden en hun eigen persoonlijke situatie en wensen.
0

Slide 10 - Video

  1. Speel het filmpje af. Het filmpje gaat over hoe je wordt beïnvloed door reclames.
  2. Het filmpjes stopt vanzelf na 39 seconden. Klik op volgende (het pijltje naar rechts) om door te gaan naar de vraag. 
Werkt reclame ook op jou?
Ja
Nee

Slide 11 - Poll

  1. Stel de vraag: Werkt reclame ook op jou?
  2. Bespreek de impact van reclame en geef ruimte voor discussie tussen voor- en tegenstanders.
  3. Ga ook in op hebzucht: herken je dat?
0

Slide 12 - Video

  1. Start de video. Hierin is de inleiding van een experiment van MindFuck te zien.
  2. Na 21 seconden stopt het filmpje vanzelf. Klik dan op het pijltje naar rechts om de vraag te laten zien.
Waar kies jij voor?
Koffie voor € 1,-
Koffie met muffin voor € 4,-

Slide 13 - Poll

  1. Stel de vraag: waar zou jij voor kiezen?
  2. Vertel dat iedereen in het filmpje (ook) koos voor de koffie van € 1,-.
1

Slide 14 - Video

  1. Klik op de startknop.
  2. Het filmpje start vanaf 1.56 minuut waarna een nieuw alternatief wordt toegevoegd: een muffin voor € 3,95.
  3. De vraag verschijnt vanzelf.
Wat denk je?
Hoeveel klanten kiezen nu voor de combideal?
A
Nog steeds niemand
B
De helft van de klanten
C
Iedereen

Slide 15 - Quiz

Het juiste antwoord is C, iedereen! 

Iedereen uit het onderzoek koos voor de combideal.
Verleidingen
Ben jij weleens 
verleid iets te kopen 
dat je helemaal 
niet nodig had?


Slide 16 - Slide

  1. Laat iedereen nadenken over de vraag: Ben jij weleens verleid iets te kopen dat je helemaal niet nodig had?
  2. Draai aan het rad en vraag aan de studenten of zij weleens verleid zijn en zo ja, tot wat.
  3. Vraag door: hoe werd je verleid?
Geldtypen
Welk geldtype ben jij?

Slide 17 - Slide

Vorm: Geldtypetest. Valkuilen en tips. Stellingen.
 
Duur: 30 minuten

Leerdoelen:
• De studenten begrijpen wat de verschillen zijn in geldtypes en waarom ze zelf soms “zo” handelen.
• De studenten kunnen valkuilen benoemen bij een geldtype.
• De studenten kunnen elkaar tips geven ten aanzien van het geldtype.
• De studenten weten hoe ze zichzelf in de hand kunnen houden als ze gemakkelijk of impulsief geld uitgeven.

Slide 18 - Link

  1. Zet het vinkje onderaan bij 'Toon bij leerling' aan zodat de studenten de link kunnen openen.
  2. Nodig iedereen uit om de geldtype test te maken.
  3. Vraag de studenten het geldtype dat aan het eind van de test getoond wordt te onthouden.
Extra informatie:
De studenten maken de geldtype test van het Nibud. Deze bevat 10 vragen. Aan het einde van de test zien ze welk geldtype ze zijn.
De studenten keren terug terug naar de les in LessonUp door terug te gaan naar dit tabblad.
Welk geldtype ben jij?
Geld-chaoot
Big spender
Superspaarder
Rekenmaster

Slide 19 - Poll

  1. Laat de studenten aanklikken welk geldtype ze zijn. Zo krijg je een beeld hoe de verdeling van geldtypes is in de klas.
  2. Op de volgende slide ga je verder in op de verschillende geldtypes.
Geldtypen
GC
Geld-chaoot:
  • Impulsief
  • Geen statuszoeker
  • Geldzaken niet interessant
  • Niet materialistisch
  • Weinig merkgericht
BS
Big spender:
  • Statusgericht
  • Merkgericht
  • In behoorlijke mate impulsief
  • Weinig focus op bijhouden geldzaken

RE
Rekenmaster:
  • Wil onafhankelijk zijn
  • Statusgericht
  • Weinig impulsief
  • Houdt van luxe
SU
Superspaarder:
  • Weinig impulsief
  • Geldzaken goed op orde
  • Zuinig
  • Weinig gehecht aan luxe

Meer
impulsief

Meer
status-gericht
Minder 
impulsief

Minder 
status-gericht

Slide 20 - Slide

  1. Op basis van de verdeling in meer/minder impulsief gedrag enerzijds en meer/minder statusgericht anderzijds ontstaan 4 vakken: de geldtypen.
  2. Klik op de vraagtekens om te laten zien waar de afkortingen voor staan.
  3. Bespreek de afkortingen.
    Licht toe: Natuurlijk ben je nooit voor 100% één geldtype en dit kan ook verschillen bij wat je koopt (bijvoorbeeld bij een scooter of een broodje)
  4. Vraag aan de studenten of ze zichzelf herkennen in de omschrijving?
  5. Vraag aan de studenten wat ze ervan vinden dat ze op dit geldtype het hoogst scoren?
GC = Geld chaoot
  • Impulsief
  • Geen statuszoeker
  • Geldzaken niet interessant
  • Niet materialistisch
  • Weinig merkgericht
BS = Big spender
  • Statusgericht
  • Merkgericht
  • In behoorlijke mate impulsief
  • Weinig focus op bijhouden geldzaken
SU = Super spaarder
  • Weinig impulsief
  • Geldzaken goed op orde
  • Zuinig
  • Weinig gehecht aan luxe
RE = Rekenmaster
  • Wil onafhankelijk zijn
  • Statusgericht
  • Weinig impulsief
  • Houdt van luxe
Extra informatie van Nibud:
Geld-chaoot:
Als je geld hebt ben je het ook zo weer kwijt. Vaak weet je niet meer waar het zo snel gebleven is. Je hecht niet al te veel waarde aan veel geld of mooie spullen. Je koopt graag cadeautjes voor jezelf of voor anderen en vergeet makkelijk dat je ook nog geld voor andere dingen nodig had. Je hebt soms een baantje, maar zodra het je verveelt ben je weer weg. Je bent vaak blut en daardoor mis je ook een boel leuke dingen.
Big spender:
Jij wilt alles! Er goed uitzien, een kamer vol mooie spullen. Alleen het beste is goed genoeg voor jou. Je geniet echt van lekker shoppen. En je wilt dat ook graag aan je vrienden laten zien. Je weet dat je graag geld uitgeeft en daarom kies je voor een baantje met een goed inkomen. Werk hoeft voor jou niet leuk te zijn, als het maar goed verdient.
Superspaarder:
Het liefst zou je al je geld op je rekening laten staan! Maar als je dan toch geld uit moet geven, ga je op zoek naar koopjes. Je kiest voor een baantje met een vast inkomen zodat je precies weet wat er binnenkomt. Je weet hoeveel er op je spaarrekening staat en je vindt het heerlijk als de rente bijgeschreven wordt. Hoewel je vrienden graag bij je aankloppen voor geldtips, vinden ze je af en toe wel erg zuinig.
Rekenmaster:
Je wilt lekker leven maar dat hoeft niet altijd veel te kosten. Jij weet die duurdere spijkerbroek perfect te combineren met dat goedkope shirtje. Als je een keer een grote uitgave hebt gedaan, doe je het daarna even rustig aan. Door je inkomsten en uitgaven in balans te houden, kun je kiezen voor het leukste baantje. Ook al verdient dat misschien iets minder.

Wat zijn jouw valkuilen?

Slide 21 - Mind map

  1. Vraag de studenten welke valkuilen van toepassing zouden kunnen zijn bij hun geldtype.
Voorbeelden van valkuilen:
Geld-chaoot: schulden, onzin aankopen, geen overzicht.
Big spender: gevoelig voor reclame en trends, korte termijn visie.
Superspaarder: geen risico durven nemen, onvoldoende genieten door jezelf dingen te ontzeggen.
Rekenmaster: geld uitgeven voor status en luxe.
Welke tip heb je voor de:
  • Geld-chaoot
  • Big spender
  • Superspaarder
  • Rekenmaster
Tips aan elkaar

Slide 22 - Slide

1. Vraag aan de studenten wie er een tip heeft voor het betreffende geldtype. Laat alle geldtypes de revue passeren en laat enkele studenten aan het woord.
Lenen voor een vakantie
moet kunnen
Ja
Nee

Slide 23 - Poll

  1. Laat de studenten de poll beantwoorden.
  2. Laat de studenten verwoorden waarom zij ja of nee hebben gekozen.
Geld maakt gelukkig
Ja
Nee

Slide 24 - Poll

  1. Laat de studenten de poll beantwoorden.
  2. Laat de studenten verwoorden waarom zij ja of nee hebben gekozen.
Terugblik / Vooruitblik

Slide 25 - Slide

Was dit de laatste LEF les of denk je in de volgende les niet aan keuzeonderwerpen toe te komen? Kies dan voor Terugblik.

Volgen er nog meer lessen met keuzeonderwerpen? Kies dan voor Vooruitblik & Terugblik.