m2D ch2 FGH 030220 GRL5

lundi le 3 février
le programme (5)

  1. lire G (10) et contrôle des devoirs (F 22&23)
  2. nous parlons (5) 
  3. vocabulaire F (5)
  4. source H (10)
  5. les devoirs, source H&G
  6. la fin
boeken & laptop
startklaar
s.v.p.
lessonup.app: 
timer
5:00
inloggen met je eigen naam !
1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

lundi le 3 février
le programme (5)

  1. lire G (10) et contrôle des devoirs (F 22&23)
  2. nous parlons (5) 
  3. vocabulaire F (5)
  4. source H (10)
  5. les devoirs, source H&G
  6. la fin
boeken & laptop
startklaar
s.v.p.
lessonup.app: 
timer
5:00
inloggen met je eigen naam !

Slide 1 - Slide

les objectifs/de leerdoelen:
  • Je begrijpt een Franse tekst met nieuwe woorden
  • Je weet hoe je een Franse zin ontkennend maakt, 
ook met nooit, niet meer enz.  

Slide 2 - Slide

Proefwerk chapitre 2
11 februari
We hebben vandaag 
en morgen nog een Franse les
10 februari is een lesvrije dag!
Neem dus het hoofdstuk door en zorg dat je vandaag en  morgen je vragen stelt!

Slide 3 - Slide

lire (10)

Chapitre 2 bron G page 30/31

réponds aux questions


vocabulaire bron G: 

page 83 



timer
10:00

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

nous parlons - beurtgooi (D)
ça va bien?
comment tu t'appelles?
tu es en forme?
tu es souvent malade?
tu as mal à la tête?
tu fais du sport?
Pardon?
qu'est-ce que ça veut dire?
timer
5:00
[pardon,
keske saveudier?]

Slide 6 - Slide

vocabulaire F&G
laptop open, ga naar lessonup.app

Slide 7 - Slide

le dos
l'oreille
les yeux
la main
le pied
la jambe

Slide 8 - Drag question

de keel
tijdens
de buik
tegen
daarna
pendant
contre

après

le ventre
la gorge

l'infirmière

Slide 9 - Drag question

Tu parles trop, c'est le problème.
A
Je groeit te hard, dat is het probleem
B
Je hebt koorts, dat is het probleem
C
Je praat makkelijk, dat is het probleem
D
Je praat te veel, dat is het probleem

Slide 10 - Quiz

Tu as de la fièvre?
A
Heb je koorts?
B
Heb je een advies?
C
Heb je honger?
D
Heb je hoofdpijn?

Slide 11 - Quiz

Je n'arrive pas.
A
Ik kom niet
B
Ik kom nooit
C
Het lukt me niet.
D
Het lukt me nooit.

Slide 12 - Quiz

l'infirmière est embêtante.
A
Ik neem drie aspirines
B
De verpleegster is adviserend
C
De koorts is vervelend
D
De verpleegster is vervelend

Slide 13 - Quiz

een medicijn:
un médecin of un médicament?

Slide 14 - Open question

Source H la négation (10)
(de ontkenning) page 32


je suis malade.
je ne suis pas malade.
persoonlijk vnw - persoonsvorm(werkwoord) - de rest 

(de rest=lijdend vw/tijd/bijwoord etc)

Slide 15 - Slide

nooit, niet meer, niets, nog niet
je suis malade                                ik ben ziek                   elle est malade
je ne suis pas malade                 ik ben niet ziek          elle n'est pas..
je ne suis jamais malade           ik ben nooit ziek
je ne suis plus malade                ik ben niet meer ziek
je ne suis pas encore malade ik ben nog niet ziek

je ne mange rien                           ik eet niets

Slide 16 - Slide

ik snap het al
maak oefening H 30 en 31 (huiswerk voor morgen) (page70)
H 31 is stof die terugkomt in je proefwerk!
Maak ook I 34 om met de zinnen te oefenen.

Nog niet duidelijk? We oefenen samen verder. 

Slide 17 - Slide

ne ... jamais
ne ... plus
ne ... rien
ne ... pas encore
nooit
niet meer
niets
nog niet

Slide 18 - Drag question

oefenen
1. ma petite soeur est malade.
(niet meer): ma petite soeur ...............................................
2. ce soir, elle mange.
(niets): ce soir, ...............................................
3. demain, elle va jouer. 
(nog niet): demain, elle........................................

Slide 19 - Slide

oefenen
1. Thomas va chez le médecin
(nog niet) Thomas ..........................................
2. Aie, Julien est tombé!
(niet) Heureusement, Julien...............................
3. Je fais du jogging pour être en forme.
(niet meer) Je.......................................................

Slide 20 - Slide

1
2
3
4
5
ma soeur
n'
est
plus
en forme

Slide 21 - Drag question

Les devoirs
Maken: 
p. 70 H30&31, I34
Leren: 
herhaal alle vocabulaire
hoofdstuk 
2

Slide 22 - Slide

chapitre 2
je moet 
10 keuze-opdrachten doen

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link

La fin du cours
les objectifs/de leerdoelen:
Je begrijpt een Franse leestekst
Je weet hoe je de Franse vraagzin gebruikt 
wat heb je geleerd?

prochaine fois/volgende keer:
herhaling van hoofdstuk 2 met de diagnostische toets

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

heb je havo-ambitie
of wil je gewoon meer uitdaging?
Het werkwoord 'aller' (gaan) is  belangrijk om te kunnen zeggen:
'ik ga werken, we gaan zoeken', enzovoort. 
herhaal het!

Op de volgende slides vind je een oefenwebsite waar je het werkwoord in moet vullen, en een liedje om te helpen onthouden.
je vais - ik ga
tu vas - jij gaat
il va - hij gaat
elle va - zij gaat
nous allons - wij gaan
vous allez - u gaat
ils / elles vont - zij gaan

ook nodig in ex. 31*!


Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Video

weetjes en spelletjes
op de volgende pagina vind je een link naar 
de website franszelfsprekend met weetjes en spelletjes.
je kunt ook nog een beetje rondkijken op deze site. 

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Link