Week 15 werkwoordelijk gezegde B3

Werkwoordelijk gezegde 
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Werkwoordelijk gezegde 

Slide 1 - Slide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.

  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.

  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp 
    ‘doet’ of ‘overkomt’.


Slide 2 - Slide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!

Bijvoorbeeld:
Ik heb veel te doen.
werkwoordelijk gezegde: heb te doen


Slide 3 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 

Slide 4 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Het meisje heeft een glas water gepakt. 

Slide 5 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Het meisje heeft een glas water gepakt. 

Slide 6 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Het meisje heeft een glas water gepakt

Slide 7 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Het meisje heeft een glas water gepakt
Dus het werkwoordelijke gezegde is: 

Slide 8 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Het meisje heeft een glas water gepakt
Dus het werkwoordelijke gezegde is: 
heeft gepakt

Slide 9 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Hij staat daar te huilen. 

Slide 10 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Hij staat daar te huilen. 

Slide 11 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Hij staat daar te huilen

Slide 12 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Hij staat daar te huilen

Slide 13 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Hij staat daar te huilen
Dus het werkwoordelijke gezegde is: 

Slide 14 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Hij staat daar te huilen
Dus het werkwoordelijke gezegde is: 
staat te huilen

Slide 15 - Slide