Mijn moeder zegt dat ik een koekje mag.
Mijn moeder zegt -> Er kan niets tussen o en pv -> dus hoofdzin
ik een koekje mag -> Er staat iets tussen o en pv -> dus bijzin
Ik fiets eerst naar school en ik loop daarna naar huis.
Ik fiets -> Er kan niets tussen o en pv -> dus hoofdzin
Ik loop -> Er kan niets tussen o en pv -> dus hoofdzin