dinsdag 24 september

Even oefenen met de tijdproef
  • Hij heeft zijn huiswerk al gemaakt.
  • We zijn gisteren naar het museum geweest.
  • Ze heeft de taart helemaal zelf gebakken.
  • De deur is door de wind dichtgeslagen.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Even oefenen met de tijdproef
  • Hij heeft zijn huiswerk al gemaakt.
  • We zijn gisteren naar het museum geweest.
  • Ze heeft de taart helemaal zelf gebakken.
  • De deur is door de wind dichtgeslagen.

Slide 1 - Slide

  • Ga zitten op je plaats
  • Leg je spullen op tafel
  • Zet je tas op de grond

Slide 2 - Slide

timer
10:00
Lezen

Slide 3 - Slide

Lesplanning
  • instructie/uitleg theorie (5 minuten)
  • opdrachten maken werkboek (15 minuten)
  • samen nakijken ? (10 minuten)

Slide 4 - Slide

Lesdoel

Je leert deze woordsoorten en zinsdelen in een zin herkennen en benoemen:
  • werkwoord en de werkwoordsvormen;
  • werkwoordelijk gezegde;
  • onderwerp;






Slide 5 - Slide

Taalverzorging 2 
4.1 Grammatica
bladzijde 89

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Even oefenen met de getalproef
  • De kinderen hebben hun speelgoed opgeruimd.
  • De leraar legt de stof duidelijk uit.
  • De vogels bouwen hun nesten in de bomen.
  • De fiets staat in de garage geparkeerd.

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 1+2+3 op bladzijde 89+90

Dit is ook het huiswerk

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Voegwoorden
Een voegwoord zorgt ervoor dat je een samengestelde zin aan elkaar kan verbinden.

Voorbeelden van voegwoorden zijn: en, maar, of, want, dus, omdat, terwijl, zodat, nadat, als, toen.

Een voegwoord kan ook aan het begin van een zin staan

Slide 12 - Slide

EVEN OEFENEN!

Slide 13 - Slide

Wat is het voegwoord?
Voordat ik daarheen ga, pak ik eerst mijn spullen
A
Voordat
B
ga
C
pak
D
spullen

Slide 14 - Quiz

Wat zijn de persoonsvormen in de zin?
Gisteren sliep ik pas laat, want ik was nog druk bezig met mijn huiswerk
A
sliep, was
B
sliep, want
C
want, was
D
was, bezig

Slide 15 - Quiz

Welk voegwoord hoort ertussen?
Ik ga een feestje geven ... mijn ouders op vakantie zijn
A
zodat
B
als
C
want
D
en

Slide 16 - Quiz

Wat is het voegwoord?
Zodra ik het huis binnen stap, moeten mijn schoenen uit
A
moeten
B
stap
C
binnen
D
zodra

Slide 17 - Quiz

Wat zijn de twee persoonsvormen?
Als mijn waterfles leeg is, ga ik deze bijvullen.
A
als, is
B
is, ga
C
ga bijvullen
D
als, ga

Slide 18 - Quiz

Nakijken huiswerk 
Opdracht 1 + 2 + 3 op bladzijde 30
Maken opdracht 4 op bladzijde 31
  • Schrijf op in je schrift bij elke zin :
a. pv=      ow=    

  • Welke zinnen zijn samengesteld?
  • Noteer alle voegwoorden die in de tekst staan

Slide 19 - Slide

H1 Taalverzorging - samengestelde zinnen

Slide 20 - Slide