T e M P O = Tijd – Manier – Plaats – Onbepaald Object
Ik / koop / morgen (T) / even snel (M) / op de markt (P) / sinaasappels (O).
Ik / drink / straks (T) / met mijn vriend (M) / bij jou (P) / een kopje koffie (O).
BO T e M P = Bepaald Object – Tijd – Manier – Plaats
Ik / koop / de sinaasappels (BO) / morgen (T) / als eerste (M) / op de markt (P).
Ik / breng / dat leuke boek (BO) / morgen (T) / op de fiets (M) / naar je toe (P).