What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
âš
Return to search
inversie en vragen maken met vraagwoorden
Woordvolgorde in een zin
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
NT2
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Woordvolgorde in een zin
Slide 1 - Slide
Wat is de goede woordvolgorde in een normale zin?
1
2
3
4
de rest
onderwerp
persoonsvorm
Slide 2 - Drag question
De woordvolgorde in een zin
1. Persoon
2. Werkwoord
3. Extra informatie
Hij
fietst
naar school.
Slide 3 - Slide
Wat is de goede woordvolgorde in een normale zin?
1
2
3
4
leren
Nederlands
Zij
wil
Slide 4 - Drag question
hoofdzin met inversie
1.
X
2. Werkwoord
3. onderwerp
4. rest
Vandaag
is
Jan
Thuis
Slide 5 - Slide
hoofdzin met inversie
De
X
kan staan voor;
morgen, om ÊÊn uur, om tien uur, dinsdag, sinds een week, dan, daar, vandaag, hier, sinds een uur
etc.
Slide 6 - Slide
Maak goede zinnen met de woorden
Sleep de woorden in de goede volgorde.
Begin met het rode woord.
Slide 7 - Slide
mijn ouders
volgende week
op bezoek
komen
Slide 8 - Drag question
dan in Nederland
in Frankrijk
meer mensen
wonen
Slide 9 - Drag question
hebben
de kinderen
geen les
op woensdag-middag
Slide 10 - Drag question
niet
we
vanavond
thuis
zijn
Slide 11 - Drag question
een film op televisie
elke vrijdagavond
altijd
kijken
wij
Slide 12 - Drag question
een afspraak
om half drie
heb
ik
Slide 13 - Drag question
ik
wil
een grote reis
maken
volgend jaar
Slide 14 - Drag question
buiten
erg koud
is
het
Slide 15 - Drag question
hij
slaapt
s
in de trein
Slide 16 - Drag question
vanmiddag
blijven
wij
op school
Slide 17 - Drag question
wij
naar mijn familie
zondag
gaan
Slide 18 - Drag question
vanmiddag
gaat
solliciteren
Ali
Slide 19 - Drag question
mis
mijn land
ik
elke dag
Slide 20 - Drag question
op zaterdag
niet
werk
ik
Slide 21 - Drag question
een grote tafel
in de woonkamer
staat
Slide 22 - Drag question
Hoe goed kan je nu een zin maken?
(die begint met 'plaats' of 'tijd')
đ
đ
đ
đ
đ
Slide 23 - Poll
De woordvolgorde bij een vraagzin
1. Werkwoord
2. Persoon
3. Extra informatie
Fietst
hij
naar school?
Slide 24 - Slide
De woordvolgorde bij een vraagzin met een vraagwoord
1. Vraagwoord
2. Werkwoord
3.
Persoon
4. Extra informatie
Wanneer
fietst
hij
naar school?
Slide 25 - Slide
Herhaling: De afspraak
Als de vraagzin begint met een
vraagwoord
, dan is het tweede woord altijd een
werkwoord
. Daarna
de persoon.
1. Vraagwoord
2. Werkwoord
3.
Persoon
4. Extra informatie
Wanneer
fietst
hij
naar school?
Waar
koop
jij
kleding?
Slide 26 - Slide
More lessons like this
inversie en vragen maken met vraagwoorden
September 2022
- Lesson with
27 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
inversie
November 2022
- Lesson with
23 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
inversie
October 2023
- Lesson with
21 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
inversie en vragen maken met vraagwoorden 2
June 2024
- Lesson with
10 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
inversie en vragen maken met vraagwoorden 2
November 2022
- Lesson with
26 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
TC A2 2.7 hoofdzin met inversie
November 2022
- Lesson with
18 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
TC A2 2.7 hoofdzin met inversie
January 2023
- Lesson with
19 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
TC A2 2.7 hoofdzin met inversie
December 2023
- Lesson with
18 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2