Les 49 (05-06)

Cours du 05-06
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Cours du 05-06

Slide 1 - Slide

Programme
  • Presentie
  • Lesdoelen
  • Herhalen 
      - Vragen stellen in het Frans
      - Werkbladen
  • Tâche
  • Au travail!
  • Devoirs


Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Na de les...

...kun je vragen stellen in het Frans over 
   iemand zijn levenstijl.

...kun je een verhaal tekenen over iemand 
   die ziek is.


Slide 3 - Slide

Herhalen
Laten we eens kijken hoeveel jullie nog onthouden hebben van de vraagzinnen in het Frans. 

Schrijf je in, in LessonUp en beantwoord de vragen. 

Slide 4 - Slide

In welke 2 categorieën kun je vraagzinnen verdelen?

Slide 5 - Open question

Met en zonder vraagwoorden
Je kunt de vraagzinnen opdelen in twee categorieën:
- Vraagzinnen zonder vraagwoorden.
- Vraagzinnen met vraagwoorden. 

Deze vraagzinnen kun je per categorie op 2 manieren vragend maken. 

Slide 6 - Slide

Op welke 2 manieren kun je, zowel bij een zin met vraagwoord als zonder vraagwoord, een zin vragend maken?

Slide 7 - Open question

Zonder vraagwoorden:
- Zet er een vraagteken achter:
  Tu manges bien?
  Tu fais du sport trois fois par semaine?

- Zet de woord combinatie 'est-ce que' 
  vooraan in de zin:
  Est-ce que tu manges bien?
  Est-ce que tu fais du sport trois fois par 
  semaine?
Met vraagwoorden:
- Zet het vraagwoord (meestal) vooraan in 
  de zin en zet er een vraagteken achter:
  Comment tu manges bien?
  Pourquoi tu fais du sport trois fois par semaine?

- Zet 'est-ce que' er tussen:
  Comment est-ce que tu manges bien?
  Pourquoi est-ce que tu fais du sport trois fois   
  par semaine?

Slide 8 - Slide

Waar moet je op letten wanneer je met 'est-ce que' werkt?

Slide 9 - Open question

Est-ce que
'Est-ce que' werkt net zoals de l', de n' en de j'. Of te wel: de 'e' van 'que' verdwijnt zodra er een woord met een klinker of stomme h volgt:

Est-ce qu'il est sportif?
Pourquoi est-ce qu'elle est malade?
Est-ce qu'Anna mange bien?

Slide 10 - Slide

Wat is de zinsvolgorde bij vraagzinnen met 'Est-ce que' in categorie 1?

Slide 11 - Open question

Wat is de zinsvolgorde van de vraagzinnen in categorie 2 die 'Est-ce que' in de zin hebben staan?

Slide 12 - Open question

Zinsvolgorde 'est-ce que'
In een zin zonder vraagwoord komt 'est-ce que' altijd voor in de zin. 
- Est-ce que nous sommes en bonne santé?

In een zin met vraagwoord komt 'est-ce que' vaak als tweede element in de zin. Vaak na het vraagwoord.
- Qui est-ce que manges beaucoup de légumes?

Slide 13 - Slide

Maak de volgende zin vragend op een andere manier zonder gebruik geen vraagwoord:

Il aime faire du sport.

Slide 14 - Open question

Maak de volgende zin op een andere manier vragend. Gebruik geen vraagwoord:

On bouge beaucoup.

Slide 15 - Open question

Welk vraagwoord kun je gebruiken in de zin?

.....tu reste en bonne santé? Je bouge beaucoup et je mange bien.

Slide 16 - Open question

Welk vraagwoord kun je gebruiken in de zin?

.... ils font comme sport? Ils font du tennis.

Slide 17 - Open question

Tâche
Quele histoire!
Jullie gaan een stripverhaal afmaken. Je vindt het begin van deze strip op p.187. Dit is je begin en knip je uit. Plak dit op het A4 papier wat je van mij gekregen hebt. 
- kijk naar het eerste plaatje en probeer je eens voor te stellen wat er is gebeurd. Waarom 
  ligt de jongen in het ziekenhuis?
- Vul dan het tweede plaatje in van de strip en knip deze uit. Ook deze plak je op je A4. 
- Bedenk nu het vervolg van het verhaal in nog minimaal 4 andere tekeningen. 
- Wees origineel en creatief.
- Gebruik tenminste 1 ontkenning en stel minimaal 2 vragen.
- Gebruik de zinnen uit dit hoofdstuk (of voorgaande hoofdstukken, GEEN Google 
  Translate)

Slide 18 - Slide

Au travail!
Maak nu het werkblad over de vraagzinnen. 

Klaar? Ga dan beginnen met de tâche.

Jullie gaan een stripverhaal afmaken. Je vindt het begin van deze strip op p.187. Dit is je begin en knip je uit. Plak dit op het A4 papier wat je van mij gekregen hebt.
- kijk naar het eerste plaatje en probeer je eens voor te stellen wat er is gebeurd. Waarom
  ligt de jongen in het ziekenhuis?
- Vul dan het tweede plaatje in van de strip en knip deze uit. Ook deze plak je op je A4.
- Bedenk nu het vervolg van het verhaal in nog minimaal 4 andere tekeningen.
- Wees origineel en creatief.
- Gebruik tenminste 1 ontkenning en stel minimaal 2 vragen.
- Gebruik de zinnen uit dit hoofdstuk (of voorgaande hoofdstukken, GEEN Google
  Translate)

timer
25:00

Slide 19 - Slide

Les devoirs
Leer voca A, B, E en F.

Maak:
- Werkblad

Slide 20 - Slide