Ben jij ondernemend?

H3: Ben jij ondernemend? 
3.1  kosten --> productiefactoren, kosten, toegevoegde waarde
3.2 levert het op --> winst berekenen; arbeidsproductivteit
3.3 de markt --> vraag & aanbod 
3.4 macht --> soorten markten, marktaandeel 

1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3: Ben jij ondernemend? 
3.1  kosten --> productiefactoren, kosten, toegevoegde waarde
3.2 levert het op --> winst berekenen; arbeidsproductivteit
3.3 de markt --> vraag & aanbod 
3.4 macht --> soorten markten, marktaandeel 

Slide 1 - Slide

Wat moet je kennen/ kunnen?
  • Wat zijn de productiefactoren en voorbeelden kunnen noemen.
  • Wat is het verschil tissen variabele en vaste kosten
  • Wat is afschrijving?
  • Hoe bereken ik een kostprijs/ verkoopprijs/ consumentenprijs?

Slide 2 - Slide

Productiefactoren

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Vaste kosten
  • Kosten die niet meteen veranderen als je meer of minder gaat produceren.
  • Bijvoorbeeld de huur van je gebouw, loon van je vaste personeel, je kassa etc.

Slide 5 - Slide

Variabele kosten
  • Kosten die wel veranderen als je meer of minder gaat produceren.
  • Bijvoorbeeld de kosten van grondstoffen, bezorgkosten (benzine), salaris invalkrachten etc.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Vragen? 
Hoeveel waarde voegt de bakker toe aan het product?

Slide 8 - Slide

Afschrijving

Bedrijven hebben kapitaalgoederen (kassa's, kledingrekken, etc.). Die spullen gaan een tijd mee, daarna kun je ze vaak nog verkopen, dat is de restwaarde. Kapitaalgoederen worden steeds minder waard, de waardevermindering noem je afschrijving


Slide 9 - Slide

Afschrijving
Formule afschrijving per jaar/ maand:
(Aanschafprijs – restwaarde) : aantal gebruiksjaren/ maanden.  

Aanschafprijs = De aankoopprijs van de nieuwe machine
Restwaarde = De prijs die de oude machine nog waard is als je hem verkoopt
Gebruiksjaren = Het aantal jaar dat de machine meegaat

Slide 10 - Slide

Toegevoegde waarde
Formule toegevoegde waarde
Verkoopprijs – inkoopprijs = toegevoegde waarde

Slide 11 - Slide

Kostprijs 
Kostprijs = Hoeveel het kost om een product of dienst te maken.

Onder te verdelen in twee categorieën: 
  1. Vaste kosten
  2. Variabele kosten

Slide 12 - Slide

Hoe bereken je de kostprijs per product?
Formule:
(totale vaste kosten + totale variabele kosten) : afzet*


*Afzet = aantal verkochte producten

Slide 13 - Slide

Oefensom kostprijs
Van fictief b.v. dat handelt in mobiele telefoons zijn de volgende gegevens bekend:
  • Personeelskosten €500.000
  • Machinekosten €320.000
  • Bezorgkosten € 23.000
  • Afzet 2500 telefoons.
Bereken de kostprijs per telefoon
  • Antwoord: (€500.000 + €320.000 + €23.000) : 2500 = €337,20

Slide 14 - Slide

Consumenten/ verkoopprijs
Formule =
  • kostprijs/ Inkoopprijs                               €                   
  • Winst (bruto winst marge)                     €                   +
  • Verkoopprijs Exc. BTW (100%)              €
  • BTW                                       (21%)                €                  + 
  • Consumentenprijs         (121%)               €   

Slide 15 - Slide

Consumenten/ verkoopprijs

Formules:
Verkoopprijs = Kostprijs + Winst
= Wat een ondernemer Krijgt (zonder BTW!)


Consumentenprijs = verkoopprijs + BTW
= Wat de consument moet betalen
Let op, BTW gaat naar de overheid en niet naar de ondernemer!

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Bij deze actie van de Mediamarkt krijg je 21% korting op de consumentenprijs! Stel je voor dat een televisie €599 kost. Hoeveel kost hij dan als je hem bij deze actie koopt?

Slide 18 - Slide

Uitwerking
  • €599 = consumentenprijs = 121%
  • €599 : 121 x 100 = €495,04

Slide 19 - Slide

Bij de vorige vraag heb je uitgerekend wat de televisie nu kost! 
Bereken hoeveel korting je in werkelijkheid krijgt?

Slide 20 - Slide

Uitwerking
  • Korting in euro's = €599 - €495,04 = €103,96
  • €103,96 : €599 x 100 = 17,35% korting 
  • Hier kun je uiteraard ook een verhoudingstabel voor gebruiken (zie bord!)

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Werken aan:

Blz 74
Som 1 t/m 10
timer
15:00

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide