B1B BS 2.4: Cellen

Welkommm
Tassen van tafel
Telefoon in kluis of tas
Boeken en laptop op tafel
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkommm
Tassen van tafel
Telefoon in kluis of tas
Boeken en laptop op tafel

Slide 1 - Slide

Regels/Afspraken
  • Telefoon in de kluis of tassen -> zie ik je telefoon -> 16:00 ophalen bij de receptie
  • Niet eten in het lokaal, drinken mag wel (water) -> geen energydranken
  • Respectvol met elkaar omgaan
  • Niet schelden
  • Er wordt niet gestoeid/gevochten
  • We praten allemaal Nederlands
  • Luisteren naar elkaar

Slide 2 - Slide

Planning 
  • Deel 2 BS 3
  • Leerdoelen
  • 4: cellen + microscopie
  • Leerdoelen checken
  • Zelfstandig aan de slag
  • Vooruitblik
  • Afsluiten

Slide 3 - Slide

Weefsel planten
DeDe
De boven- en onderkant van de plant bestaat uit één laag cellen, dit weefsel heet opperhuid 

Slide 4 - Slide

Weefsels van planten
Opperhuid: Bovenkant en onderkant van het blad en biedt bescherming.
Huidmondje: bestaat uit twee langwerpige cellen met daartussen een kleine opening.

Slide 5 - Slide

Koolstofdioxide opnemen 
Zuurstof afgeven
Regelt hoeveelheid  verdamping van water 
Huidmondjes 

Slide 6 - Slide

Weefsel van een boom
Het cambium is een weefsel wat vlak onder de schors ligt en nieuw hout aanmaakt richting het midden van de stam.

Slide 7 - Slide

jaarringen
Jaarring: het hout dat een boom in één jaar vormt (één licht en donker laagje houd samen) 

lengte: boom groeit  hard - houtcellen groot en licht van kleur
Zomer: boom groeit minder hard - houtcellen klein en donker van kleur

herfst en winter groeit boom niet!

Slide 8 - Slide

Wat zijn weefsels en cellen?

Slide 9 - Slide

Waarom sluiten de huidmondjes als het droog is?
A
Dan vindt er minder verdamping plaats.
B
Dan heeft de plant minder koolstofdioxide nodig.
C
Anders wordt de plant opgegeten.
D
Daar is geen reden voor.

Slide 10 - Quiz

Een cactus in een woestijn heeft veel huidmondjes?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Planten hebben huidmondjes in de bladeren zitten. Wat gebeurt er in de huidmondjes?
A
Koolstofdioxide gaat het blad in en zuurstof het blad uit.
B
Zuurstof gaat het blad in en koolstofdioxide het blad uit.

Slide 12 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kunt de delen van dierlijke cellen benoemen met hun kenmerken en functies 
  • Je kunt de delen van plantaardige cellen benoemen met hun kenmerken en functies
  • Aan het einde van de les kan je de onderdelen van een microscoop benoemen en weet je hoe je het moet gebruiken


Slide 13 - Slide

Cellen met verschillende vormen

Slide 14 - Slide

Dierlijke cel
Plantaardige cel

Slide 15 - Slide

Dierlijke cellen
Celmembraan= een dun vlies om de cel dat de inhoud van de cel scheidt met de omgeving. Het bestaat uit vetten en eiwitten. 

Eiwitten zorgen voor dat stoffen naar binnen en buiten worden vervoerd. 


Slide 16 - Slide

Dierlijke cellen
Cytoplasma= dikke vloeistof in de cel. Bestaat uit water met opgeloste stoffen en zwevende deeltjes. 

Celkern= kernplasma + kernmembraan. Regelt alles wat er in de cel gebeurt.


Slide 17 - Slide

Plantaardige cellen
Plantaardige cellen hebben ook een celmembraan, celkern (kernmembraan en kernplasma), cytoplasma. 

Maar ze hebben ook extra onderdelen wat een dierlijke cel niet heeft:
vacuole,  plastiden, celwand.

Slide 18 - Slide

Plantaardige cel
Celwand = stevig laag om cel. Zorgt voor stevigheid en is een tussencelstof.

Vacuole = blaasje gevuld met vocht. Het geeft stevigheid aan de cellen en er worden stoffen in opgeslagen.

Slide 19 - Slide

Plastiden
liggen in het cytoplasma
Plastiden  = korrels met speciale functie
  • Bladgroenkorrels
  • Kleurstofkorrels
  • Zetmeelkorrels


Slide 20 - Slide

Plastiden
Bladgroenkorrels:  Komen voor in groene delen van een plant. 
Functie: Hier vindt fotosynthese plaats. Ook geven deze korrels planten hun groene kleur

Slide 21 - Slide

Plastiden
Kleurstofkorrels:  vind je in cellen van bloemen/vruchten met een gele, oranje of rode kleur. 
Functie: Deze korrels geven bloemen en vruchten hun kleur.

Slide 22 - Slide

Plastiden
Zetmeelkorrels:  
Komen voor in cellen van aardappels. Ze hebben geen kleur.
Functie: Hierin wordt zetmeel opgeslagen.

Slide 23 - Slide


Plastiden kunnen overgaan in een ander type, bladgroenkorrels veranderen in kleurstofkorrels











Korrels kunnen overgaan in een ander type, bladgroenkorrels veranderen in kleurstofkorrels 

Slide 24 - Slide

Celorganellen
Delen van een cel die een eigen functie hebben, noem je celorganellen

Bijvoorbeeld: celkern, vacuole, plastiden

Slide 25 - Slide

Celorganellen
Mitochondriën= energiefabrieken van een cel. Ze maken energie. In spiercellen zitten veel mitochondriën.

Ribosomen= helpen bij het maken van eiwitten.

Slide 26 - Slide

Lichtmicroscoop
(1 000 x)
Elektronenmicroscoop
(1 000 000 x)

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Microscoop

Slide 29 - Slide

Het preparaat

Slide 30 - Slide

Vragen?

Slide 31 - Slide

leerdoelen checken

Slide 32 - Slide

Welke plastiden zijn kleurloos?
A
Kleurstofkorrels
B
Bladgroenkorrels
C
Zetmeelkorrels

Slide 33 - Quiz

Welke paprika heeft welke plastiden?
A
Groene parprika: zetmeelkorrels Rode paprika: bladgroenkorrels
B
Groene paprika: kleurstofkorrels Rode paprika: bladgroenkorrels
C
Groene paprika: bladgroenkorrels Rode paprika: zetmeelkorrels
D
Groene paprika: bladgroenkorrels Rode paprika: kleurstofkorrels

Slide 34 - Quiz

Als een tomaat rijpt gebeurt er iets met de kleur, hij gaat namelijk van een groene naar een rode kleur.
Een type plastide verandert in een andere type plastide.

Welk plastide was er eerst, en in welke plastide veranderd hij?
A
Van zetmeelkorrel naar kleurstofkorrel
B
Van kleurstofkorrel naar bladgroenkorrel
C
Van bladgroenkorrel naar kleurstofkorrel
D
Van bladgroenkorrel naar zetmeelkorrel

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

wat
Opdrachten van 2.4    1 t/m 8    Online
Hoe
Lees de tekst van 2.4  Cellen (kan ook online)
Hulp
1) boek    2) medeleerling  3 ) docent
Tijd
 Eerst in stilte -> daarna rustig overleggen.
Klaar
Klaar?

- Maak test jezelf van de basisstof
- Maak de plus opdracht 9
- Lees BS 5 door




Slide 38 - Slide