1. Voorhof
B. Brandofferaltaar (offeren van dieren of graan)
W. Koperen wasvat (voorafgaand aan een brandoffer of binnengaan van de tabernakel)
2. Het heilige
R. Reukofferaltaar (verbranden van wierrook)
T. Tafel van de toonbroden (wekelijks gegeten door de priesters)
K. Kandelaar (altijd brandend licht als teken van Gods aanwezigheid)
3. Het allerheiligste
V. Voorhangsel (scheiding tussen het heilige en het allerheiligste)
A. Ark van het verbond (tien geboden)