B2, H9, par 2 en 3.: vergrotingsfactor en schaal

Basis 2 
Hoofdstuk 9
Par 2 vergrotingsfactor
Par 3 rekenen met schaal
1 / 13
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Basis 2 
Hoofdstuk 9
Par 2 vergrotingsfactor
Par 3 rekenen met schaal

Slide 1 - Slide

Doel
Aan het eind van deze les weet je hoe je de vergrotingsfactor kunt berekenen
Aan het einde van de les weet je wat schaal is en hoe je deze kunt omrekenen.

Slide 2 - Slide

De vergrotingsfactor is ...
A
16
B
0,625
C
1,6
D
6,25

Slide 3 - Quiz


     5 cm  
A
3,125 cm
B
8 cm
C
0,8 cm
D
8,5 cm

Slide 4 - Quiz

De foto van de watervogels is verkleind, bereken de vergrotingsfactor.
A
0,56
B
35000
C
1,8

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Lees de theorie, blz. 222

Slide 7 - Slide

Schaal
Buiten zie je lantaarnpalen, auto's, bomen, huizen, etc.
Deze voorwerpen zijn zo groot, dat je ze niet op ware grootte kunt tekenen in jouw schrift.
Dus wat doen we dan?

Dan tekenen we deze voorwerpen kleiner, zodat ze in jouw schrift passen.
We noemen dit: je tekent de voorwerpen op schaal.

Als iets op schaal getekend is, geeft de schaal de verhouding aan tussen de tekening en de werkelijkheid.
Bij een schaal van 1:100 is een centimeter op de kaart 100 cm in werkelijkheid.

6.1 b
6.4 k/m

Slide 8 - Slide

Schaal
Schaal noteren we als volgt:
1 : 10
Je spreekt dit uit als: 1 staat tot 10    (of: 1 op 10)


6.1 b
6.4 k/m
Dit betekent:


1 cm in de tekening is 10 cm in het echt
tekening
werkelijkheid ;)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Het speelgoedautootje is 10 cm lang. Hoe lang is de auto in het echt?
A
40 cm
B
100 cm
C
400 cm
D
4000 cm

Slide 12 - Quiz

Hoe lang is de auto dan in meters?
A
400
B
4
C
40
D
0,4

Slide 13 - Quiz